Tijd voor de Jaarlijkse Lijstjes
Tegen het einde van het jaar komen er weer overal jaaroverzichten, rankings en lijstjes. Het is een tijd om terug te kijken naar het afgelopen jaar, zowel wat betreft de gebeurtenissen van nieuwswaardig belang als persoonlijk met dingen als Spotify wrapped. Ook lijsten die meer omvatten dan het afgelopen jaar zijn juist in december populair, zoals de Top 2000 nummers aller tijden op NPO Radio 2. Dit jaar publiceerden mijn lieve vrouw en ik een boek over de showbizz legende Frank Sinatra, die ook altijd voorkomt in allerlei lijstjes: top 2000 aller tijden, grootste entertainer van de twintigste eeuw, nostalgie top zoveels, begrafenischarts, beste jazz albums aller tijden, et cetera. Voor de leut kijk ik hierom nog eens naar hoe Sinatra het doet in enkele van deze Nederlandse lijstjes. Daarbij put ik vrolijk uit allerlei passages die in ons boek staan.
De Grootste Entertainer van de Twintigste Eeuw
Over de vraag wie de grootste entertainer is van de Twintigste Eeuw zijn de meningen logischerwijs verdeeld. Het is altijd maar van welke kant je het bekijkt. Als het gaat het om muziek kan je natuurlijk simpelweg kijken naar de meeste hitnoteringen en dan zouden de Beatles het ongetwijfeld winnen. Maar goed, de Beatles zijn weer een band, niet een persoon. Is het dan misschien Paul McCartney? Maar tel je dan al zijn werk bij elkaar op - Beatles, Wings en solo - of moet je dat toch op een of andere manier splitsen? En als je het hebt over 'entertainer' dan hebben we het niet alleen over muziek, maar ook over televisie, films, radio en toneel. Hoe ga je die categorieën dan meten en met elkaar vergelijken? En in hoeveel van die categorieën moet een persoon actief zijn geweest? En wat is dan belangrijker? Populariteit van een persoon op zijn piek, of de lange adem over meerdere decennia heen?
We komen bij een dergelijke omvangrijke vraag al snel tot de conclusie dat je een paar dozijn mensen kan noemen en dat het verder een kwestie is van mening en smaak. Wat we hier wel kunnen zeggen is dat hoe breder je de vraag stelt hoe hoger Sinatra zal scoren. Niet dat ik perse wil dat Sinatra de grootste entertainer van de Twintigste Eeuw is, maar met een carrière van 1935 (als winnaar van een heel vroege Amerikaanse soort 'Idols' op de radio) tot 1996 had de man een zeer lange en veelzijdige adem, als zanger, acteur, komiek, danser, televisie presentator en radiopersoonlijkheid. Het is daarom altijd mooi om even stil te staan bij zijn 'legacy'. Als hij niet de grootste was, was hij zeker een van de grootsten.
Een interessante graadmeter voor 'hoe groot' iemand is, is hoe vaak er over iemand geschreven wordt. Het voordeel daarvan is dat niet alleen wordt meegenomen hoe succesvol iemand was al entertainer, maar ook in hoeverre iemand deel uitmaakte van het culturele geheugen van een groep mensen, zoals 'de inwoners van Nederland'. Voor ons boek hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de gedigitaliseerde krantenartikelen uit Delpher, de online krantenbank van de Koninklijke Bibliotheek (met onder andere Volkskrant, Trouw, Telegraaf, Algemeen Dagblad, Parool) Het is bekend dat daar de nodige methodologische bezwaren aan kleven, zoals vooral een gebrek aan representativiteit. De kranten die er niet in staan, worden immers ook niet meegenomen in het onderzoek. Met een onderwerp als Sinatra is er echter zo reusachtig veel (meer dan 19.000 krantenartikelen werden gevonden met de zoekterm ‘Frank Sinatra’) dat het onwaarschijnlijk is dat er iets van groot belang gemist wordt.
De verdeling van de krantenartikelen over de jaren heen laat zien dat er vijftig jaar lang, vooral vanaf eind jaren vijftig, heel veel over Sinatra werd geschreven in Nederland. Een zogenaamde ‘Ngramviewer’ van de Koninklijke Bibliotheek toont hoe relatief vaak een woord of woordcombinatie voorkomt in het hele corpus van woorden in de kranten. Daaruit blijkt dat willekeurige, tamelijk gebruikelijke woorden als ‘olifant’, ‘kookboek’ en zelfs ‘bloemkool’ van vergelijkbare orde van grootte waren als ‘Sinatra’. Als we Sinatra vergelijken met andere artiesten, dan zien we dat onder normale omstandigheden Sinatra ongeveer evenveel voorkomt als ‘Beatles’ en ‘Elvis’ en iets meer dan (Barbra) ‘Streisand’. De Beatles beleefden, ook in de Nederlandse kranten, een enorme piek in populariteit in het midden van de jaren zestig, terwijl Elvis meer besproken werd na zijn tragische dood in 1977 en de jaren daarna. Sinatra bereikte zijn, relatief bescheiden, krantenpiek in 1975, het eerste jaar dat Sinatra het won van ‘bloemkool’, toen hij voor het eerst in Nederland een concert gaf. Daarvoor zat nog een kleine piek in 1966, toen zijn dochter Nancy de Sinatranaam omhoog duwde met haar wereldhit ‘These Boots Are Made For Walkin’’. De grootste hoogtepunten van Sinatra’s carrière waren in 1975 echter al geweest: de tieneridool Sinatramanie in de Verenigde Staten in de jaren veertig waar Nederland door de oorlog weinig van had meegekregen, zijn glansrijke oscarwinnende filmcarrière van de jaren vijftig en zijn legendarische optredens in de jaren zestig met zangbroeders Dean Martin en Sammy Davis jr.
Van mogelijk de 'drie grootsten' uit de Twintigste Eeuw, had Sinatra op basis van Delpher de langste adem, hadden de Beatles de hoogste piek en was Elvis het langste dominant, maar pas na zijn dood.
De Top 2000 dan
De Top 2000 is een jaarlijks bij elkaar gestemde lijst van de beste nummers aller tijden. Het is echter niet bepaald een heel hoopvolle bron om Sinatra tot de grootste van de twinttigste eeuw te willen bombarderen. In 2022 was Sinatra vijf keer in de top 2000 te vinden: My Way (329); That's Life (908); Fly me to the Moon (983); Theme From New York New York (1545); It Was a Very Good Year (1998). In vergelijking met andere grote artiesten is dat zeer mager. The Beatles blazen hem weg met hun 35+ noteringen en ook Elvis, Queen en ABBA doen het veel beter.
Die cijfers zijn hard, maar voor een zanger die begon voor de oorlog scoort Sinatra nog altijd heel hoog. Andere Amerikaanse generatiegenoten, niet bepaald de kleinste namen, komen er nauwelijks in voor: Doris Day (0), Dean Martin (0), Judy Garland (0), Louis Armstrong (2), Peggy Lee (0), Nat King Cole (0), Ella Fitzgerald (1), Sammy Davis jr. (1), Lena Horne (0), Bing Crosby (0), Rosemary Clooney (0), Tony Bennett (0), Billie Holiday (0), Perry Como (0). Het zegt veel over de tijdloosheid van Sinatra.
In de nostalgie top 55 uit 2009 stond Sinatra's ‘My Way’ wel op de eerste plaats, voor klassiekers ‘Yesterday’ van The Beatles, ‘White Christmas’ van Bing Crosby en ‘Het Dorp’ van Wim Sonneveld.
'My Way' het meest legendarische uitvaartnummer?
Sinatra zat al dertig jaar in het vak toen hij zijn mogelijk meest invloedrijke nummer uitbracht. Hoewel het nummer nooit in de top 40 stond, want hier niet uitgebracht als single, hebben decennia daarna nog uiteenlopende Nederlandse artiesten als de Zangeres zonder Naam, Lee Towers, The Party Animals en Herman Brood het nummer opgenomen. Alleen de laatste bereikte daarmee (postuum) de nummer 1 positie in 2001. Cabaretier Paul van Vliet nam president Nixon op de korrel na het Watergate schandaal (1974) met een parodie op 'My Way' (I travelled each and every sly way. Don't blame me John Dean, he did it my way.'). Andre Hazes maakte weer zijn eigen tekst op de melodie, wat het nummer ‘Waarom’ werd, maar zijn eerste platenmaatschappij wilde daar niets mee. ‘Die man was heilig, daar mocht je niet aan komen, terwijl de hele wereld dat nummer heeft gezongen.’
De tekst van ‘My Way’ was geschreven door zanger Paul Anka, die het op de melodie had gezet van het nummer 'Comme d'Habitude' van Claude François. Anka was een vriend van Sinatra en had de tekst geschreven met Sinatra in gedachten. Sinatra had in 1968 al tegen hem gezegd dat hij met pensioen wilde gaan. In ‘My Way’ zingt hij over het einde (van zijn carrière) en hoe hij alles op zijn manier had gedaan zonder veel spijt.
Per ongeluk, maar ook wel begrijpelijk, werd ‘My Way’ ook heel populaire uitvaartmuziek in Nederland. Het nummer begint immers met ‘And now the end is near, and so I face the final curtain’ en is ook wel geïnterpreteerd als tekst van een persoon die op sterven ligt. Zanger Ben Cramer was lyrisch over het nummer: ‘Dat gaat over een man, die op bed ligt te sterven, hij kijkt naar het eindeloze gordijn ... geweldig.’ In de kranten wordt het nummer door uitvaartondernemers tot aan de jaren negentig genoemd als een van de meest gekozen nummers, achter ‘Waarheen Waarvoor’ van Mieke Telkamp. Daarna begon het enigszins op zijn retour te raken. Mensen kozen vaker muziek die niet noodzakelijkerwijs geschikt was voor een uitvaart, waardoor er meer variatie kwam. Desalniettemin is ‘My Way’ ook nu nog in Nederland een populair nummer om te draaien bij een uitvaart.
Invloed op Collega's
Hier komen we natuurlijk weer op een terrein dat niet te meten is, maar de invloed van een entertainer op andere entertainers zou ook een graadmeter kunnen zijn voor hoe 'groot' iemand werkelijk is. Buiten Nederland had Sinatra een grote schare aan vrienden en bewonderaars onder andere entertainers. Voor The Beatles, Elvis en Michael Jackson alleen al, was hij een van de grote voorbeelden.
Het zal niemand verbazen dat Sinatra ook in Nederland een grote naam was onder andere artiesten, niet omdat ik dat zeg, maar omdat een hele batterij aan showbizzlegendes dat zeggen en zeiden. In Nederland was Willy Alberti een van de grootste Sinatra fans, zoals we ook in ons boek uit de doeken hebben gedaan en nog eens op hebben toegespitst in ons artikel in Ons Amsterdam.
Niet alleen Willy Alberti, maar veel zangers zagen Sinatra als de gouden standaard. Wat hier volgt zijn slechts enkele treffende voorbeelden.: Pim Maas was een fan; Johnny Jordaans grote idool was Sinatra; Rob de Nijs was een groot bewonderaar; Johnny Lion was een groot fan; Peter Kraus zag hem als zijn voorbeeld; Eddy Doorenbos vond dat Sinatra ‘van alle zangers de beste timing’ had. Dick Rienstra was een bewonderaar en verzamelaar; Ton van Duinhoven vond hem ‘een ongelofelijk talent, volkomen hors concours.’; Wim Koopmans was fanatiek Sinatra fan; voor Arie Ribbens was Sinatra een ‘god’. Albert West had Sinatra zien optreden in Amsterdam in 1975 en kwam superlatieven tekort: ‘Ik heb vorige week Frank Sinatra gezien en dan weet je dat je nog veel moet leren. Als je ziet hoe die oude rot zo'n zaal op een uitstekende manier weet te pakken dan zit ik me af te vragen, wie moet hem straks toch eigenlijk opvolgen? Want wat hij kan, kan volgens mij niemand anders in de amusementswereld van dit ogenblik.’ Ramses Shaffy zag Sinatra voor het eerst in 54/55 in de film Young at Heart. 'Ik vond dat zo indrukwekkend, die combinatie van zingen en acteren, dat ik dacht: ‘dat wil ik ook!’ Als Sinatra zo'n liedje zingt, dan is hij op dat moment de hoofdfiguur zelf. Diepe bewondering heb ik voor hem.
Niet alleen zangers, maar ook zangeressen waren vol complimenten. Willeke Alberti hebben we eerder vermeld als groot fan. Jazz zangeres Greetje Kauffeld zei over Sinatra: ‘Die is voor mij nog altijd de allergrootste. Naarmate ik ouder word, ontdek ik ook steeds meer, waarom. Hij weet met zijn perfekte timing en frazering als geen ander zijn teksten aan het publiek over te dragen. Emoties over te brengen.’ Over een concert van Sinatra in het Concertgebouw zei ze: ‘Als iets echt overweldigend is, schieten woorden te kort. Zoiets maak je maar een paar keer mee in je leven.’
Sinatra was als allround entertainer ook populair bij cabaretiers. Toon Hermans was decennialang ‘een groot bewonderaar van Frank Sinatra’. Hermans zei hierover dat het niet alleen zijn stem was die het hem deed, maar ook zijn persoonlijkheid. ‘Hij is een legende, bij zijn leven al.’ Toen hij hem meemaakte in concert viel hem de ‘blijheid’ op en ‘de onbedwingbare ritmische impuls die er van Sinatra uitging.’ Hermans had ook heel wijselijk besloten om de vervelende verhalen die over Sinatra de ronde gingen naast zich neer te leggen tijdens het concert. ‘Ten eerste geven ze een vertekend beeld van de man, ten tweede ben ik er heilig van overtuigd dat iemand die dan zo'n ploert zou zijn, nóóit op zo'n manier over liefde of over eenzaamheid kan zingen.’ Voor Hermans was Sinatra een echte theaterfiguur, die ‘als mens tegenover andere mensen’ stond.
Herman van Veen had als startende cabaretier weinig met de Nederlandse entertainers. Buiten de grote Nederlandse drie (Wim Kan, Wim Sonneveld, Toon Hermans) kwam hij volgens eigen zeggen nergens bij klaar. Hij was wel groot bewonderaar van vele buitenlandse entertainers, onder wie Frank Sinatra. Amerika was voor Van Veen het Walhalla van de entertainment. Daar kon je het vak leren van de echte grootheden als Sinatra en Sammy Davis. Van Veen trad ook zelf op in de Verenigde Staten en raakte daar bevriend met (later Oscar winnende) actrice Shirley MacLaine. MacLaine was goed bevriend met Sinatra en introduceerde de twee na een concert in Londen. Ook was Van Veen bij een etentje van Sinatra dankzij bemiddeling van MacLaine. Daarnaast raakte hij een keer verzeild bij een verjaardagsfeestje van Sinatra’s vierde (en laatste) vrouw Barbara. ‘Een heel intelligente, scherpe man, die Sinatra, die zeer geïnteresseerd was in wat ik deed. Anders dus dan zijn imago. Ook een man met gevoel voor humor. Voor we weggingen zei hij: ‘zullen we nog een keer ‘She's a jolly good fellow’ zingen? Dan kunnen jullie thuis ook nog zeggen dat je nog samen met Sinatra gezongen hebt.’
Conclusie
Er valt natuurlijk niet een zinnige conclusie te trekken over wie de grootste entertainer van de Twintigste Eeuw was. Voor werkelijk grote entertainers zelf is dat ook vaak veel minder een boeiende vraag dan voor hun fans. Sinatra hield van zijn vak en van zijn collega's en dat gevoelen was vrijwel altijd geheel wederzijds. Dat Sinatra op zijn minst een van de groten van de Twintigste Eeuw was, ook in Nederland, zullen weinigen willen ontkennen. Toch is Sinatra nog veel dieper geworteld in de Amerikaanse cultuur dan in de Nederlandse. Dat is alleen al aan de veel betere verkoopcijfers te zien van ons boek, in vertaling, in Amerika dan in Nederland (wel een goede manier om Nederlandse geschiedenis te exporteren, kennelijk). Voor wie meer wil weten over Sinatra's rol in het culturele leven in Nederland, kan verder lezen in: ons boek.
Gedachten over Geschiedenis
maandag 1 december 2025
dinsdag 28 januari 2025
Collegejaar 2050/2051: Studie Brede Humanities aan de Algemene Universiteit
Kom Brede Humanities Studeren aan de Algemene Universiteit!
Aan de Algemene Universiteit is het mogelijk om Brede Humanities te studeren! Deze studie biedt je een goede kans om iets meer dan niets te weten over geschiedenis, taal en cultuur. De Algemene Universiteit biedt als enige universiteit in Nederland nog de mogelijkheid om een studie te doen die niet meteen zichtbaar economisch rendabel is. Hiermee heeft de Algemene Universiteit als enige universiteit in Nederland nog het keurmerk 'Woke' gekregen, na uitgebreide inspectie vanuit de overheid. Studiefinanciering voor deze studie is helaas niet mogelijk.
Als je Brede Humanities komt studeren krijg je vakken als Nederlandse geschiedenis en staatsinrichting, Nederlands recht, Nederlandse taal en cultuur en de rol van Nederland in de wereld. Naast de algemene kennis over ons vaderland krijg je in de Bachelor de kans je te verdiepen met keuzevakken als 'Amerika als Voorbeeld', 'Kunstgeschiedenis' en 'Duits'. Dat is natuurlijk wel voor de echte liefhebbers, want een fysiek bezoek aan een museum of het lezen van een tekst in een andere taal dan Nederlands of Engels behoort tot de mogelijkheden. Na afronding van deze studie kan je teksten opstellen met a.i., heb je geleerd de mainstream media te bekritiseren en ben je bekwaam in het zelfstandig doen van (online) onderzoek naar bijvoorbeeld linkse rechters. De nadruk ligt niet op het bestuderen van boeken en artikelen, het meeste kan je immers vragen aan ChatGPT, maar op het verwerven van vaardigheden.
Wie ervoor kiest na de Bachelor een Master te doen kan kiezen uit de richtingen 'Talen' en 'Geschiedenis'. In de Master Talen ligt de nadruk nog steeds op Nederlands, maar komt ook literatuur sporadisch aan bod. In de Master Geschiedenis is er dit keer ook aandacht voor de tijd van voor de Tweede Wereldoorlog, gefocust op de centrale rol van Europese heersers en staatsvormen. Deze masters hebben geen enkele toegevoegde waarde voor je kansen op de arbeidsmarkt, dus het zijn vooral de rijkere studenten die hier aan deelnemen.
Omdat er geen serieuze onderzoeksrichtingen Humanities meer bestaan in Nederland, voor zover we onszelf überhaupt ooit serieus konden nemen, komen onze studenten terecht in beroepen als leraar op een particuliere Montessorischool of onderzoeker in Scandinavië. De echte mazzelaars mogen hopen in de Tweede Kamer te werken aan plannen voor het verstevigen van de Nationale identiteit. We zien jullie graag op onze open dag, waar onze drie enthousiaste docenten vertellen over de mogelijkheden.
Aan de Algemene Universiteit is het mogelijk om Brede Humanities te studeren! Deze studie biedt je een goede kans om iets meer dan niets te weten over geschiedenis, taal en cultuur. De Algemene Universiteit biedt als enige universiteit in Nederland nog de mogelijkheid om een studie te doen die niet meteen zichtbaar economisch rendabel is. Hiermee heeft de Algemene Universiteit als enige universiteit in Nederland nog het keurmerk 'Woke' gekregen, na uitgebreide inspectie vanuit de overheid. Studiefinanciering voor deze studie is helaas niet mogelijk.
Als je Brede Humanities komt studeren krijg je vakken als Nederlandse geschiedenis en staatsinrichting, Nederlands recht, Nederlandse taal en cultuur en de rol van Nederland in de wereld. Naast de algemene kennis over ons vaderland krijg je in de Bachelor de kans je te verdiepen met keuzevakken als 'Amerika als Voorbeeld', 'Kunstgeschiedenis' en 'Duits'. Dat is natuurlijk wel voor de echte liefhebbers, want een fysiek bezoek aan een museum of het lezen van een tekst in een andere taal dan Nederlands of Engels behoort tot de mogelijkheden. Na afronding van deze studie kan je teksten opstellen met a.i., heb je geleerd de mainstream media te bekritiseren en ben je bekwaam in het zelfstandig doen van (online) onderzoek naar bijvoorbeeld linkse rechters. De nadruk ligt niet op het bestuderen van boeken en artikelen, het meeste kan je immers vragen aan ChatGPT, maar op het verwerven van vaardigheden.
Wie ervoor kiest na de Bachelor een Master te doen kan kiezen uit de richtingen 'Talen' en 'Geschiedenis'. In de Master Talen ligt de nadruk nog steeds op Nederlands, maar komt ook literatuur sporadisch aan bod. In de Master Geschiedenis is er dit keer ook aandacht voor de tijd van voor de Tweede Wereldoorlog, gefocust op de centrale rol van Europese heersers en staatsvormen. Deze masters hebben geen enkele toegevoegde waarde voor je kansen op de arbeidsmarkt, dus het zijn vooral de rijkere studenten die hier aan deelnemen.
Omdat er geen serieuze onderzoeksrichtingen Humanities meer bestaan in Nederland, voor zover we onszelf überhaupt ooit serieus konden nemen, komen onze studenten terecht in beroepen als leraar op een particuliere Montessorischool of onderzoeker in Scandinavië. De echte mazzelaars mogen hopen in de Tweede Kamer te werken aan plannen voor het verstevigen van de Nationale identiteit. We zien jullie graag op onze open dag, waar onze drie enthousiaste docenten vertellen over de mogelijkheden.
donderdag 15 februari 2024
AI en de Menselijke Ziel
En toen ... was er AI
Tover Tools
2023 is het jaar waarin we 'plotseling' overspoeld werden door Tools gebaseerd op generatieve AI, die als een ware tovenaar hele liedjes, teksten, acteurs en afbeeldingen uit hun hoed kunnen toveren. In plaats van deze nieuwe tools te omarmen als de nieuwe heilige graal, zijn er ook meteen veel onderzoeken en bespiegelingen geweest over de nadelen en gevaren daarvan. Naast enkele zorgen over mensenrechtenschendingen en fantaserende tools, waren veel van die bespiegelingen economisch van aard: Gaat AI banen kosten? Wat kan je doen tegen de grootschalige diefstal van intellectueel eigendom door AI makers, die hun tools zonder toestemming hebben getraind op massa's auteursrechtelijk beschermde teksten, muziek en afbeeldingen? Dat soort vragen zijn terecht en het is heel goed dat ze gesteld worden, maar het mist wellicht de iets principiëlere bespiegelingen. Als AI niet verstandig gebruikt wordt, raakt het ons in wie we zijn als mens.
'We Are Fighting for the Very Soul of the World'
Zanger, (lied)schrijver, acteur en dichter Nick Cave legde recent de vinger op de plek waar het werkelijk om gaat bij het inzetten van AI voor kunst, muziek en literatuur. Volgens hem vechten we voor de 'ziel' van de wereld. Je kan denken dat hij niet helemaal neutraal hierin staat, als maker die daar zijn geld mee verdient, maar juist mensen als hij, de artiesten, kunnen beter de niet-meetbare gevolgen overzien van deze revolutie dan beleidsmakers.
AI is sterk en nuttig door zijn enorme rekenkracht, maar daar zitten ook meteen de beperkingen. AI creëert 'kunst' op basis van mathematische waarschijnlijkheden; een berekening van gemiddeldes; terrabytes aan eenheidsworst van 'als dit, dan dat' formules. Natuurlijk is het best grappig om een keer wat afbeeldingen automatisch te genereren, of te kijken of het voorwoord van een jaarverslag ook door AI geschreven kan worden. Het wordt alleen gevaarlijk op het moment dat dit de norm wordt en het creatieve proces standaard wordt overgeslagen. Tijdens het creatieve proces wordt er geploeterd, worden penseelstreken gecorigeerd, kromme zinnen herschreven en melodieën strak getrokken. Dit proces is ook nodig om tot nieuwe ideeën te komen, op andere paden te worden gezet en diep na te denken over waar je nu eigenlijk mee bezig bent. In de ware kunst komt de ziel van de maker zelf terug. Zijn of haar diepste emoties, strubbelingen en vergezichten. Meesterwerken die hun tijd vooruit zijn, kunnen niet worden gemaakt door AI. Als Thomas More's Utopia (1516) door AI geschreven zou zijn, dan was het binnen de kaders van de politiek-religieuze samenleving van zestiende eeuws Engeland gebleven en had hij nooit een quasi communistische heilstaat kunnen beschrijven; als Rembrandts Nachtwacht (1642) door AI was gegenereerd dan waren zijn schutters, volgens de toen gangbare schildertechnieken, nooit zo levensecht geworden; als Mary Shelley niet een natte zomer lang griezelverhalen had lopen bedenken met een groep vrienden dan was haar 'Frankenstein' (1816) nooit op papier gekomen; als Frank Sinatra's 'I'm a Fool to Want You' niet geschreven en gezongen was in een tijd dat hij zijn eerste vrouw verliet voor zijn nieuwe liefde (1951), dan had het nooit geklonken alsof hij aan het sterven was van verdriet en verlangen; als Sean Penn zelf geen dochter had, dan had hij wellicht nooit de Oscar gewonnen voor zijn hoofdrol in 'Mystic River' (2001).
Het lijkt dus op zich heel fijn dat er zo makkelijk 'kunst' kan worden gegenereerd door AI, maar het is niet de bedoeling dat we daardoor afstevenen op een existentiële cultuurhel, waarin er alleen nog maar variaties van gemiddelde teksten, kunstwerken en muziek worden gemaakt. Natuurlijk is het zo dat ook niet-AI gegenereerde kunst een stuk vaker niet dan wel er uit springt, maar voor de menselijkheid van de samenleving is het toch echt liever slecht verzonnen dan gemiddeld gegenereerd. Als het culturele landschap straks overwoekerd wordt met mathematisch logische opeenvolgingen van pixels, woorden en muzieknoten dan zal het voor de uitschieters steeds lastiger worden om ruimte te vinden te kunnen bloeien.
Nep en Echt
Tijdens de COVID pandemie zijn we er mee geconfronteerd hoe lastig het is om feiten te onderscheiden van ongezouten meningen. Ons apenbrein heeft grote moeite met de stortvloed aan verhalen en informatie die we te verwerken krijgen. Als het al lastig is om te bepalen of de informatie van een klimaatwetenschapper of van Flip van Wappenstein betrouwbaarder is, dan wordt het al helemaal lastig als er echt ogende beelden worden gegenereerd van Taylor Swift die een ijsje eet voor de neus van uitgehongerde Afrikaanse kinderen of van Donald Trump die een tongzoen geeft aan Joe Biden. En dan zijn er ook nog de momenten dat AI per ongeluk gaat hallucineren en zelf nepnieuws creëert.
Gelukkig lijken veel uitgevers en platforms van kunst en literatuur op het standpunt te staan dat je AI hooguit als hulpmiddel mag gebruiken, maar dat er dan wel bij moet vermelden. De vraag is echter of het publiek daar ook van op de hoogte is en, misschien wel belangrijker, of het ze veel interesseert. Aan de ene kant zijn er AI influencers, die daar ook open over zijn, die bakken geld binnenhalen met hun neppe avonturen. Aan de andere kant zijn er ook werken van echte schrijvers en kunstenaars, waarvan mensen denken of beweren dat het AI gegenereerd is. Zo vervaagt de grens tussen echt en nep steeds meer, wat de waarde van echte werken en het creatieve proces dat daaraan vooraf gaat ondergraaft. Mensen die denken een werk te kunnen scheppen met wat simpele prompts en het drukken op een paar knoppen, zullen minder geneigd zijn mens gegenereerde kunst op werkelijke waarde te schatten.
AI kunst raakt ons in de Ziel
Als schrijvers, tekenaars en muzikanten oude stijl zouden verdwijnen, kan je je afvragen wat ons dan nog 'mens' maakt. Natuurlijk, de zingeving in het leven kan je halen uit liefde voor je partner, kinderen, vrienden, huisdieren en de medemens in het algemeen. In dat opzicht zijn we echter niet anders dan veel zoogdieren en vogels, de dieren die het meest op ons lijken. Liefde, compassie, zelfopoffering en rouw zijn bekende emoties in het dierenrijk. Waar we ons in onderscheiden van dieren is in de kunstuitingen. Er is geen olifant in rouw die een Lacrimosa (1791) van Mozart componeert; geen pinguïn die een 'Crucified' (1991) van Army of Lovers schrijft omdat hij zich onderdrukt voelt als homoseksueel; geen onder vuur liggende dolfijn die een politiek tractaat op papier zet over de onzin van erfopvolging zoals Johan de Witt (1654); geen gepeinigde chimpansee die een Korenveld met kraaien (1890) zo abstract en toch duidelijk weet weer te geven als Vincent van Gogh; geen koolmees die regels voor een goed leven neerschrijft in een heilig boek. Het zijn kortom de kunstuitingen die ons leven verrijken en naar een ander plan tillen dan dat van dieren.
Het is dan ook niet vreemd dat mensen er naar snakken gezien en gehoord te worden als ze zich bezig houden met kunst en cultuur. De schrijver wil gelezen worden, de kunstenaar wil geëxposeerd worden, de acteur wil kunnen optreden. Gelukkig willen mensen ook boeken lezen, muziek luisteren, kunst bekijken en naar de bioscoop of het theater. Ook als mensen het niet doen om van te leven, zijn er weinigen die zich niet wel eens wagen, of gewaagd hebben, aan schrijven, dichten, acteren, dansen, schilderen, zingen, musiceren, youtuben, of fotograferen. De bevroren bloem die oom Sjoerd gefotografeerd heeft en verstuurt als kerstkaart geeft net zo goed zingeving als de kerstkaart met een afbeelding van het laatste avondmaal van Leonardo da Vinci (1498). Sinds de eerste grotschilderingen (> 45.000 jaar geleden) zijn mensen producenten en consumenten van cultuur. Dit dreigt omver te worden geschopt als je niet meer weet wie waarom wat heeft gemaakt en of het echt of nep is. Dan worden we als mens in de kern van onze ziel bedreigd.
OK, en nu?
Nu klinkt dit allemaal misschien wat overdreven dramatisch, maar we zijn pas 'net begonnen' of de eerste gevolgen van de verdrukking van echte artiesten en kunstenaars door AI zijn al zichtbaar. Universal Music weigerde de licentie met Tik Tok te verlengen, mede omdat dit platform het geen probleem vond om de royalty poule voor echte artiesten te verdunnen met kunstmatig gegenereerde, zielloze muziek. Streaming Platorm Spotify worstelt met de vraag waar ze de grens moeten leggen in het weren van AI muziek. Illustratoren en kunstenaars zien hun opdrachten gehalveerd omdat het een fluitje van een cent is om zielloze afbeeldingen te genereren met AI. Acteurs en schrijvers in de Verenigde Staten gingen mede in staking als reactie op het (mogelijk) gebruik van AI bij het schrijven van scripts en invullen van rollen. Amazon staat 'vol' met boeken die door AI bij elkaar geraapt zijn en met een flitsende titel goed verkopen.
De oplossing is niet heel simpel, maar de richting ligt misscbien wel voor de hand. Veel van de moderne AI tools hebben bestaande werken gebruikt om getraind te worden, met een beroep op de daar nooit voor bedoelde Text and Data mining uitzondering uit het Europese auteursrecht. Deze uitzondering is er gekomen om wetenschappers aan universiteiten te helpen om grote corpora aan tekst te kunnen analyseren en interpreteren. Het is nooit de bedoeling geweest dat grote commerciële partijen ermee aan de haal zouden gaan en de exploitatie van door mensen gemaakte werken zouden hinderen, wat lijnrecht ingaat tegen de beginselen van de Berner Conventie. Maak AI kunst daarom alleen beschikbaar voor niet-commerciële doeleinden. Laat wetenschappers ermee onderzoeken hoe racisme terugkomt in nieuwsberichten. Laat scholieren hun werkstukken opleuken met AI plaatjes. Laat kunstenaars zich inspireren door dingen uit te proberen. Maar houdt het ver weg van het domein van commerciële exploitatie. Laat onze cultuur menselijk blijven.
Tover Tools
2023 is het jaar waarin we 'plotseling' overspoeld werden door Tools gebaseerd op generatieve AI, die als een ware tovenaar hele liedjes, teksten, acteurs en afbeeldingen uit hun hoed kunnen toveren. In plaats van deze nieuwe tools te omarmen als de nieuwe heilige graal, zijn er ook meteen veel onderzoeken en bespiegelingen geweest over de nadelen en gevaren daarvan. Naast enkele zorgen over mensenrechtenschendingen en fantaserende tools, waren veel van die bespiegelingen economisch van aard: Gaat AI banen kosten? Wat kan je doen tegen de grootschalige diefstal van intellectueel eigendom door AI makers, die hun tools zonder toestemming hebben getraind op massa's auteursrechtelijk beschermde teksten, muziek en afbeeldingen? Dat soort vragen zijn terecht en het is heel goed dat ze gesteld worden, maar het mist wellicht de iets principiëlere bespiegelingen. Als AI niet verstandig gebruikt wordt, raakt het ons in wie we zijn als mens.
'We Are Fighting for the Very Soul of the World'
Zanger, (lied)schrijver, acteur en dichter Nick Cave legde recent de vinger op de plek waar het werkelijk om gaat bij het inzetten van AI voor kunst, muziek en literatuur. Volgens hem vechten we voor de 'ziel' van de wereld. Je kan denken dat hij niet helemaal neutraal hierin staat, als maker die daar zijn geld mee verdient, maar juist mensen als hij, de artiesten, kunnen beter de niet-meetbare gevolgen overzien van deze revolutie dan beleidsmakers.
AI is sterk en nuttig door zijn enorme rekenkracht, maar daar zitten ook meteen de beperkingen. AI creëert 'kunst' op basis van mathematische waarschijnlijkheden; een berekening van gemiddeldes; terrabytes aan eenheidsworst van 'als dit, dan dat' formules. Natuurlijk is het best grappig om een keer wat afbeeldingen automatisch te genereren, of te kijken of het voorwoord van een jaarverslag ook door AI geschreven kan worden. Het wordt alleen gevaarlijk op het moment dat dit de norm wordt en het creatieve proces standaard wordt overgeslagen. Tijdens het creatieve proces wordt er geploeterd, worden penseelstreken gecorigeerd, kromme zinnen herschreven en melodieën strak getrokken. Dit proces is ook nodig om tot nieuwe ideeën te komen, op andere paden te worden gezet en diep na te denken over waar je nu eigenlijk mee bezig bent. In de ware kunst komt de ziel van de maker zelf terug. Zijn of haar diepste emoties, strubbelingen en vergezichten. Meesterwerken die hun tijd vooruit zijn, kunnen niet worden gemaakt door AI. Als Thomas More's Utopia (1516) door AI geschreven zou zijn, dan was het binnen de kaders van de politiek-religieuze samenleving van zestiende eeuws Engeland gebleven en had hij nooit een quasi communistische heilstaat kunnen beschrijven; als Rembrandts Nachtwacht (1642) door AI was gegenereerd dan waren zijn schutters, volgens de toen gangbare schildertechnieken, nooit zo levensecht geworden; als Mary Shelley niet een natte zomer lang griezelverhalen had lopen bedenken met een groep vrienden dan was haar 'Frankenstein' (1816) nooit op papier gekomen; als Frank Sinatra's 'I'm a Fool to Want You' niet geschreven en gezongen was in een tijd dat hij zijn eerste vrouw verliet voor zijn nieuwe liefde (1951), dan had het nooit geklonken alsof hij aan het sterven was van verdriet en verlangen; als Sean Penn zelf geen dochter had, dan had hij wellicht nooit de Oscar gewonnen voor zijn hoofdrol in 'Mystic River' (2001).
Het lijkt dus op zich heel fijn dat er zo makkelijk 'kunst' kan worden gegenereerd door AI, maar het is niet de bedoeling dat we daardoor afstevenen op een existentiële cultuurhel, waarin er alleen nog maar variaties van gemiddelde teksten, kunstwerken en muziek worden gemaakt. Natuurlijk is het zo dat ook niet-AI gegenereerde kunst een stuk vaker niet dan wel er uit springt, maar voor de menselijkheid van de samenleving is het toch echt liever slecht verzonnen dan gemiddeld gegenereerd. Als het culturele landschap straks overwoekerd wordt met mathematisch logische opeenvolgingen van pixels, woorden en muzieknoten dan zal het voor de uitschieters steeds lastiger worden om ruimte te vinden te kunnen bloeien.
Nep en Echt
Tijdens de COVID pandemie zijn we er mee geconfronteerd hoe lastig het is om feiten te onderscheiden van ongezouten meningen. Ons apenbrein heeft grote moeite met de stortvloed aan verhalen en informatie die we te verwerken krijgen. Als het al lastig is om te bepalen of de informatie van een klimaatwetenschapper of van Flip van Wappenstein betrouwbaarder is, dan wordt het al helemaal lastig als er echt ogende beelden worden gegenereerd van Taylor Swift die een ijsje eet voor de neus van uitgehongerde Afrikaanse kinderen of van Donald Trump die een tongzoen geeft aan Joe Biden. En dan zijn er ook nog de momenten dat AI per ongeluk gaat hallucineren en zelf nepnieuws creëert.
Gelukkig lijken veel uitgevers en platforms van kunst en literatuur op het standpunt te staan dat je AI hooguit als hulpmiddel mag gebruiken, maar dat er dan wel bij moet vermelden. De vraag is echter of het publiek daar ook van op de hoogte is en, misschien wel belangrijker, of het ze veel interesseert. Aan de ene kant zijn er AI influencers, die daar ook open over zijn, die bakken geld binnenhalen met hun neppe avonturen. Aan de andere kant zijn er ook werken van echte schrijvers en kunstenaars, waarvan mensen denken of beweren dat het AI gegenereerd is. Zo vervaagt de grens tussen echt en nep steeds meer, wat de waarde van echte werken en het creatieve proces dat daaraan vooraf gaat ondergraaft. Mensen die denken een werk te kunnen scheppen met wat simpele prompts en het drukken op een paar knoppen, zullen minder geneigd zijn mens gegenereerde kunst op werkelijke waarde te schatten.
AI kunst raakt ons in de Ziel
Als schrijvers, tekenaars en muzikanten oude stijl zouden verdwijnen, kan je je afvragen wat ons dan nog 'mens' maakt. Natuurlijk, de zingeving in het leven kan je halen uit liefde voor je partner, kinderen, vrienden, huisdieren en de medemens in het algemeen. In dat opzicht zijn we echter niet anders dan veel zoogdieren en vogels, de dieren die het meest op ons lijken. Liefde, compassie, zelfopoffering en rouw zijn bekende emoties in het dierenrijk. Waar we ons in onderscheiden van dieren is in de kunstuitingen. Er is geen olifant in rouw die een Lacrimosa (1791) van Mozart componeert; geen pinguïn die een 'Crucified' (1991) van Army of Lovers schrijft omdat hij zich onderdrukt voelt als homoseksueel; geen onder vuur liggende dolfijn die een politiek tractaat op papier zet over de onzin van erfopvolging zoals Johan de Witt (1654); geen gepeinigde chimpansee die een Korenveld met kraaien (1890) zo abstract en toch duidelijk weet weer te geven als Vincent van Gogh; geen koolmees die regels voor een goed leven neerschrijft in een heilig boek. Het zijn kortom de kunstuitingen die ons leven verrijken en naar een ander plan tillen dan dat van dieren.
Het is dan ook niet vreemd dat mensen er naar snakken gezien en gehoord te worden als ze zich bezig houden met kunst en cultuur. De schrijver wil gelezen worden, de kunstenaar wil geëxposeerd worden, de acteur wil kunnen optreden. Gelukkig willen mensen ook boeken lezen, muziek luisteren, kunst bekijken en naar de bioscoop of het theater. Ook als mensen het niet doen om van te leven, zijn er weinigen die zich niet wel eens wagen, of gewaagd hebben, aan schrijven, dichten, acteren, dansen, schilderen, zingen, musiceren, youtuben, of fotograferen. De bevroren bloem die oom Sjoerd gefotografeerd heeft en verstuurt als kerstkaart geeft net zo goed zingeving als de kerstkaart met een afbeelding van het laatste avondmaal van Leonardo da Vinci (1498). Sinds de eerste grotschilderingen (> 45.000 jaar geleden) zijn mensen producenten en consumenten van cultuur. Dit dreigt omver te worden geschopt als je niet meer weet wie waarom wat heeft gemaakt en of het echt of nep is. Dan worden we als mens in de kern van onze ziel bedreigd.
OK, en nu?
Nu klinkt dit allemaal misschien wat overdreven dramatisch, maar we zijn pas 'net begonnen' of de eerste gevolgen van de verdrukking van echte artiesten en kunstenaars door AI zijn al zichtbaar. Universal Music weigerde de licentie met Tik Tok te verlengen, mede omdat dit platform het geen probleem vond om de royalty poule voor echte artiesten te verdunnen met kunstmatig gegenereerde, zielloze muziek. Streaming Platorm Spotify worstelt met de vraag waar ze de grens moeten leggen in het weren van AI muziek. Illustratoren en kunstenaars zien hun opdrachten gehalveerd omdat het een fluitje van een cent is om zielloze afbeeldingen te genereren met AI. Acteurs en schrijvers in de Verenigde Staten gingen mede in staking als reactie op het (mogelijk) gebruik van AI bij het schrijven van scripts en invullen van rollen. Amazon staat 'vol' met boeken die door AI bij elkaar geraapt zijn en met een flitsende titel goed verkopen.
De oplossing is niet heel simpel, maar de richting ligt misscbien wel voor de hand. Veel van de moderne AI tools hebben bestaande werken gebruikt om getraind te worden, met een beroep op de daar nooit voor bedoelde Text and Data mining uitzondering uit het Europese auteursrecht. Deze uitzondering is er gekomen om wetenschappers aan universiteiten te helpen om grote corpora aan tekst te kunnen analyseren en interpreteren. Het is nooit de bedoeling geweest dat grote commerciële partijen ermee aan de haal zouden gaan en de exploitatie van door mensen gemaakte werken zouden hinderen, wat lijnrecht ingaat tegen de beginselen van de Berner Conventie. Maak AI kunst daarom alleen beschikbaar voor niet-commerciële doeleinden. Laat wetenschappers ermee onderzoeken hoe racisme terugkomt in nieuwsberichten. Laat scholieren hun werkstukken opleuken met AI plaatjes. Laat kunstenaars zich inspireren door dingen uit te proberen. Maar houdt het ver weg van het domein van commerciële exploitatie. Laat onze cultuur menselijk blijven.
maandag 4 december 2023
Het Ontstaan van Nederland: een toevallige geschiedenis
Liefde voor Toeval en Patronen
In september verscheen bij Uitgeverij Boom mijn boek over de rol van toeval bij het Ontstaan van Nederland. Op het eerste gezicht lijkt een boek over toeval haaks te staan op het platstampen van gigabytes aan tekst om daar patronen in te zoeken, waar ik mij vorig decennium vooral mee heb beziggehouden. Bij de zoektocht naar patronen hoort echter ook het besef dat niet alles in patronen is te vatten en dat binnen de algemene ontwikkelingen er veel ruimte blijft voor de zogenaamde 'random shit'. Voor een wetenschapper is het lastig te verkopen dat iets juist niet goed verklaard kan worden, maar de geschiedenis is vaak heel anders gelopen door zaken als de pokken, kindersterfte, ijdelheid, overspel, slechte raadgevers, een hond of de winter. Dat de mens speelbal is van zoveel onvoorspelbare zaken waar weinig vat op is te krijgen, is ook buiten de universiteitstorens vaak moeilijk te verkroppen. Het accepteren van 'random shit' als corona was bijvoorbeeld voor veel mensen lastiger dan het gaan geloven van complottheorieën met een compleet onzinnig maar wel duidelijk verhaal. 'Het Ontstaan van Nederland' relativeert door de grote rol van toeval het belang van bepaalde zaken en de vanzelfsprekendheid dat Nederland nu is wat het is.
In september verscheen bij Uitgeverij Boom mijn boek over de rol van toeval bij het Ontstaan van Nederland. Op het eerste gezicht lijkt een boek over toeval haaks te staan op het platstampen van gigabytes aan tekst om daar patronen in te zoeken, waar ik mij vorig decennium vooral mee heb beziggehouden. Bij de zoektocht naar patronen hoort echter ook het besef dat niet alles in patronen is te vatten en dat binnen de algemene ontwikkelingen er veel ruimte blijft voor de zogenaamde 'random shit'. Voor een wetenschapper is het lastig te verkopen dat iets juist niet goed verklaard kan worden, maar de geschiedenis is vaak heel anders gelopen door zaken als de pokken, kindersterfte, ijdelheid, overspel, slechte raadgevers, een hond of de winter. Dat de mens speelbal is van zoveel onvoorspelbare zaken waar weinig vat op is te krijgen, is ook buiten de universiteitstorens vaak moeilijk te verkroppen. Het accepteren van 'random shit' als corona was bijvoorbeeld voor veel mensen lastiger dan het gaan geloven van complottheorieën met een compleet onzinnig maar wel duidelijk verhaal. 'Het Ontstaan van Nederland' relativeert door de grote rol van toeval het belang van bepaalde zaken en de vanzelfsprekendheid dat Nederland nu is wat het is.
woensdag 21 juli 2021
Johan Pieter Perenpik: Soldaat van de V.O.C. (? - 1765)
Via een transcriptie in de rijke genealogische databank van Wiewaswie kwam ik op de naam van Johan Pieter Perenpik, die voorkomt in de archieven van de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.). Deze luisterrijke achternaam kwam op zijn zachtst gezegd wel als een verrassing. 'Perenpik' wordt tegenwoordig immers hooguit gebruikt als lollige scheldnaam en niet als een familienaam. De eerste vraag die daarom bij mij opkwam was of hier wellicht sprake was van een verkeerde transcriptie uit de V.O.C. archieven. Die kans was echter niet heel groot want het achttiende eeuwse schrift is zo ongeveer het best leesbaar van alle Nederlandse handschriften, inclusief dat van de twintigste eeuw. Was er dus misschien sprake van een puberale grap? Sportief als ik ben, en dankzij de digitaliseringsinspanningen van het Nationaal Archief, heb ik online de betreffende vermelding kunnen terugvinden in de originele bron, en inderdaad staat er heel duidelijk Perenpik. Aangezien het nog steeds onwaarschijnlijk is dat de man deze naam van zijn ouders heeft geërfd, en officiële achternamen pas werden ingevoerd in de negentiende eeuw, is Perenpik waarschijnlijk een bijnaam, of een geuzennaam, of een verbastering van een buitenlandse naam.
Hoewel we bij Perenpik nu meteen denken aan een lul in de vorm van een peer, toont het Woordenboek der Nederlandsche Taal ons dat pik hoogstwaarschijnlijk niet verwees naar een mannelijk geslachtsdeel en dat peren misschien ook niet verwijst naar de vrucht. Een voor de hand liggende verklaring is dat de man 'peren pikte', dus perenplukker was. Het kan ook zijn dat hij de lieveling was van zijn vader ('peren', van père) 'pik' (hoogtepunt). Pik kan ook verwijzen naar 'steken', 'kerel', 'haat', 'gereedschap' (niet tussen de benen) om iets los te maken, 'sla' (perensla?), 'iets fijns', of 'pek' wat het weer een toepasselijke scheepsnaam maakt. Ook komt het voor in de uitdrukking 'je pik stinkt voor', wat kennelijk te maken had met een lamp die stoomt. Ook 'peer' kan van alles betekenen. 'Peren' als werkwoord kan 'zuipen' of 'nachtbraken'betekenen. Dus 'zuipkerel' wordt zomaar van een optie. Of 'vissen'. Dus dan wordt Perenpik in feite 'viskerel', of visser. Om dit naammysterie op te lossen is er meer context nodig van benamingen in die tijd of aan boord van V.O.C. schepen. Wie het weet mag het zeggen.
Ook de herkomst van Johan Pieter Perenpik is voor mij een beetje een mysterie. In de akte staat dat de man kennelijk uit 'Kiesel' kwam. Wellicht word ik hier wederom gefnuikt door mijn gebrekkige parate kennis van achttiende eeuwse topografie, maar ik weet niet welke plaats hiermee bedoeld wordt. Misschien een Duitse of Limburgse plaats (Kessel, Kassel of Kiel) met een naam die daar op lijkt.
Wat we wel met zekerheid weten is dat Johan Pieter Perenpik in 1764 dienst nam als soldaat bij de V.O.C. Soldaten bij de V.O.C kwamen doorgaans uit de laagste regionen van de samenleving, omdat je in dat beroep behoorlijk de lul was. Veel soldaten waren nauwelijks meer dan puberjongens die door armoede gedwongen dienst namen. Ze gingen mee om het schip te beschermen en eventueel later ingezet te worden bij de gewelddadige kolonisatie van Indonesië. Volgens de lijst met V.O.C. schepen van het Huygens ING voer Johan Pieter Perenpik mee op het schip Compagnies Welvaren dat vertrok vanaf Texel op 15 november 1764. Het is onbekend wat voor schip het precies was, maar het zeulde een flinke lading mee en vervoerde circa 350 mensen, ongeveer evenveel als het illustere schip de Batavia uit de zeventiende eeuw. Vermoedelijk was Compagnies Welvaren een van de vele handelsschepen.
Perenpik werd als soldaat uitgebuit door de rijke Hollandse elite, die schaamteloos mensen in de meedogenloze machine van het handelskapitalisme smeet, met als doel perverse winsten te halen uit de specerijenhandel over de ruggen van mensen, niet veel anders dan Perenpik, aan de andere kant van de wereld. Perenpik heeft maandenlang slecht voedsel tot zich moeten nemen, zijn reet moeten afvegen met een nat touw op het poepdek en lijfstraffen moeten riskeren als hij ruzie maakte met een van de andere 300 + opvarenden. Op zijn toegewezen plek op het schip kon Perenpik niet staan. Perenpik mocht 1 uur per dag een luchtje scheppen. Drie keer per dag kregen Perenpik en de andere soldaten een weinig voedzame maaltijd, waardoor ziektes en scheurbuik een reëel gevaar vormden. Met een beetje mazzel waren er sekspoppen beschikbaar om de grootste frustraties er uit te gooien (Japanners noemen om die reden sekspoppen nog steeds wel 'Hollandse Vrouwen'). Zoals alle schepen van de V.O.C. voeren ze om Afrika heen en maakten ze na maanden van feestelijk varen pas een tussenstop op Kaap de Goede Hoop. Ze kwamen daar aan op 12 februari 1765. Na 16 dagen gingen ze weer verder. Wie een indruk wil krijgen van de claustrofobische omstandigheden op zo'n soldatendek (eigenlijk koedek) moet maar eens een bezoekje brengen aan de reconstructie van de Batavia in Lelystad.
Nog eens drie maanden later, op 28 mei, kwam het schip aan in de stad Batavia, het huidige Jakarta in Indonesië. Perenpik heeft Batavia niet gehaald. Hij overleed acht dagen daarvoor aan boord en heeft ongetwijfeld een zeemansgraf gekregen (in het water gekieperd in een juten zak dus) ergens in de wateren tussen Australië en Indonesië. Over het algemeen verging het veel soldaten niet veel beter. De meesten overleefden de reis dan wel, maar sneuvelden terwijl ze door hun bazen werden gebruikt om de plaatselijke bevolking te terroriseren of uit te moorden, of, nog veel waarschijnlijker, bezweken aan het Indonesische klimaat. Johan Pieter Perenpik is een van de vele voetnoten in de bloedige geschiedenis van de V.O.C. Alle potentie en talenten van een jonge man verkwanseld en misbruikt voor de dure deurknoppen van de hoge heren.
Hoewel we bij Perenpik nu meteen denken aan een lul in de vorm van een peer, toont het Woordenboek der Nederlandsche Taal ons dat pik hoogstwaarschijnlijk niet verwees naar een mannelijk geslachtsdeel en dat peren misschien ook niet verwijst naar de vrucht. Een voor de hand liggende verklaring is dat de man 'peren pikte', dus perenplukker was. Het kan ook zijn dat hij de lieveling was van zijn vader ('peren', van père) 'pik' (hoogtepunt). Pik kan ook verwijzen naar 'steken', 'kerel', 'haat', 'gereedschap' (niet tussen de benen) om iets los te maken, 'sla' (perensla?), 'iets fijns', of 'pek' wat het weer een toepasselijke scheepsnaam maakt. Ook komt het voor in de uitdrukking 'je pik stinkt voor', wat kennelijk te maken had met een lamp die stoomt. Ook 'peer' kan van alles betekenen. 'Peren' als werkwoord kan 'zuipen' of 'nachtbraken'betekenen. Dus 'zuipkerel' wordt zomaar van een optie. Of 'vissen'. Dus dan wordt Perenpik in feite 'viskerel', of visser. Om dit naammysterie op te lossen is er meer context nodig van benamingen in die tijd of aan boord van V.O.C. schepen. Wie het weet mag het zeggen.
Ook de herkomst van Johan Pieter Perenpik is voor mij een beetje een mysterie. In de akte staat dat de man kennelijk uit 'Kiesel' kwam. Wellicht word ik hier wederom gefnuikt door mijn gebrekkige parate kennis van achttiende eeuwse topografie, maar ik weet niet welke plaats hiermee bedoeld wordt. Misschien een Duitse of Limburgse plaats (Kessel, Kassel of Kiel) met een naam die daar op lijkt.
Wat we wel met zekerheid weten is dat Johan Pieter Perenpik in 1764 dienst nam als soldaat bij de V.O.C. Soldaten bij de V.O.C kwamen doorgaans uit de laagste regionen van de samenleving, omdat je in dat beroep behoorlijk de lul was. Veel soldaten waren nauwelijks meer dan puberjongens die door armoede gedwongen dienst namen. Ze gingen mee om het schip te beschermen en eventueel later ingezet te worden bij de gewelddadige kolonisatie van Indonesië. Volgens de lijst met V.O.C. schepen van het Huygens ING voer Johan Pieter Perenpik mee op het schip Compagnies Welvaren dat vertrok vanaf Texel op 15 november 1764. Het is onbekend wat voor schip het precies was, maar het zeulde een flinke lading mee en vervoerde circa 350 mensen, ongeveer evenveel als het illustere schip de Batavia uit de zeventiende eeuw. Vermoedelijk was Compagnies Welvaren een van de vele handelsschepen.
Perenpik werd als soldaat uitgebuit door de rijke Hollandse elite, die schaamteloos mensen in de meedogenloze machine van het handelskapitalisme smeet, met als doel perverse winsten te halen uit de specerijenhandel over de ruggen van mensen, niet veel anders dan Perenpik, aan de andere kant van de wereld. Perenpik heeft maandenlang slecht voedsel tot zich moeten nemen, zijn reet moeten afvegen met een nat touw op het poepdek en lijfstraffen moeten riskeren als hij ruzie maakte met een van de andere 300 + opvarenden. Op zijn toegewezen plek op het schip kon Perenpik niet staan. Perenpik mocht 1 uur per dag een luchtje scheppen. Drie keer per dag kregen Perenpik en de andere soldaten een weinig voedzame maaltijd, waardoor ziektes en scheurbuik een reëel gevaar vormden. Met een beetje mazzel waren er sekspoppen beschikbaar om de grootste frustraties er uit te gooien (Japanners noemen om die reden sekspoppen nog steeds wel 'Hollandse Vrouwen'). Zoals alle schepen van de V.O.C. voeren ze om Afrika heen en maakten ze na maanden van feestelijk varen pas een tussenstop op Kaap de Goede Hoop. Ze kwamen daar aan op 12 februari 1765. Na 16 dagen gingen ze weer verder. Wie een indruk wil krijgen van de claustrofobische omstandigheden op zo'n soldatendek (eigenlijk koedek) moet maar eens een bezoekje brengen aan de reconstructie van de Batavia in Lelystad.
Nog eens drie maanden later, op 28 mei, kwam het schip aan in de stad Batavia, het huidige Jakarta in Indonesië. Perenpik heeft Batavia niet gehaald. Hij overleed acht dagen daarvoor aan boord en heeft ongetwijfeld een zeemansgraf gekregen (in het water gekieperd in een juten zak dus) ergens in de wateren tussen Australië en Indonesië. Over het algemeen verging het veel soldaten niet veel beter. De meesten overleefden de reis dan wel, maar sneuvelden terwijl ze door hun bazen werden gebruikt om de plaatselijke bevolking te terroriseren of uit te moorden, of, nog veel waarschijnlijker, bezweken aan het Indonesische klimaat. Johan Pieter Perenpik is een van de vele voetnoten in de bloedige geschiedenis van de V.O.C. Alle potentie en talenten van een jonge man verkwanseld en misbruikt voor de dure deurknoppen van de hoge heren.
woensdag 10 februari 2021
Rutte als de nieuwe Karel V: tuig, rechters en symptoombestrijding
Niemand zal betwisten dat Rutte en zijn demissionaire kabinet het zwaar hebben. Temidden van een pandemie waarin je het 'nooit goed kan doen' (toegegeven er ging en gaat ook een hoop fout) en een Toeslagenaffaire die vooral de mankementen van een rot, racistisch en klassistisch systeem blootlegt (hoewel hij daar ook vrolijk aan heeft meegewerkt) heeft Rutte waarschijnlijk weinig slaap gehad.
Terwijl Rutte een hoop terechte en een hoop onterechte stront over zich heen krijgt gekieperd, wordt het plan van hem om 'tuig' harder aan te pakken en op agressie richting hulpverleners, journalisten en beveiligers altijd celstraf te laten volgen een beetje ondergesneeuwd.[1] Arjen Lubach besteedde er gelukkig ruimschoots aandacht aan in zijn laatste uitzending van Zondag Met Lubach van 7 februari.[2] Rutte heeft een lange geschiedenis van wetten maken die rechters beperken in de soort straf die ze kunnen opleggen. Rechters kijken van oudsher naar de gehele situatie van slachtoffer, dader en andere omstandigheden en willen dat graag zo houden.[3] Rutte interesseert zich niet voor de oorzaken van de recente onlusten, zoals wellicht baanonzekerheid bij jongeren en een perverse kloof tussen arm en rijk waar hij zelf aan heeft meegewerkt, of voor protesten van rechters tegen inperkingen van hun speelruimte. Rutte stelt zich liever hard op het standpunt dat de regering de wetten maakt en dat rechters die alleen maar hoeven te toetsen, en beroept zich daarbij graag op de Trias Politica. Toch is het de vraag of Rutte niet juist zelf over de schreef gaat door de ruimte van rechters zo te beperken.
Rechters kijken al eeuwenlang naar 'de omstandigheden' - van dader, slachtoffer en wat er nu precies waarom gebeurde - van iedere casus die ze voor zich krijgen en of een bepaalde straf wel het beoogde nut heeft. En gelukkig doen ze dat, want de wetgevers hebben geen tijd voor de menselijke maat. Op het moment dat de wetgevende macht die speelruimte te veel aan banden probeert te leggen, dan bevinden zij zich aan de verkeerde kant van de driehoek. Politici als Rutte en anderen die proberen spierballen te tonen tegen de onderkant van de samenleving, zouden moeten beseffen dat juist een totaal gebrek aan interesse voor de oorzaken van ontevredenheid een van de aanleidingen was tot het uitbreken van de Nederlandse Opstand in 1568. Veel historici zijn allergisch voor het trekken van vergelijkingen tussen nu en het verleden. Rutte is er daar blijkbaar een van. Dat is heel jammer, want het doet weinig recht aan de maatschappelijke waarde van het historische vak. Het zou voor zich moeten spreken dat ik de situatie van nu niet één op één wil vergelijken met die in de zestiende eeuw. De 'ketterbestrijding' van de zestiende eeuw staat bijvoorbeeld in geen enkele verhouding tot wat er nu gebeurt. De mensen zijn anders, de cultuur is anders, de omstandigheden zijn anders. Toch kan historisch vergelijken wel als je wijst op de gelijkenissen van de politieke, culturele, rechterlijke, sociologische en psychologische mechanismen die toen speelden en ook nu. Rutte laat dezelfde steken vallen als keizer Karel V in de zestiende eeuw, en wel op het vlak van 1) het behandelen van 'tuig', 2) het bestrijden van symptomen in plaats van het verhelpen van de oorzaken waar hij zelf deels verantwoordelijk voor is, en 3) het beperken van de speelruimte van rechters.
Karel V, keizer van het Duitse Rijk, vorst over de grootste delen van de Nederlanden, koning van Spanje, et cetera, besloot in 1525 om de 'ketterij' eens flink aan te gaan pakken. Vooral sinds het optreden van Luther vanaf 1517 waren er meerdere 'ketterse' stromingen ontstaan in Europa, vooral 'lutheryanen' en 'anabaptisen', die een andere interpretatie van het Christendom aanhingen en zich keerden tegen de misstanden in de katholieke kerk. Vanaf 1529 stelde Karel V zich steeds meer op het standpunt dat iedere vorm van 'ketterij' bestraft moest worden met de dood, ongeacht de mate van het vergrijp of de omstandigheden. Veel succes heeft hij daar nooit mee gehad, want zijn raadsheren in de Nederlanden vonden het ondoenlijk om daar aan te voldoen. Dat gold ook in sterke mate voor Karels raadsheren in Den Haag. Het gaat hier om de voorgangers van Rutte en consorten op het Binnenhof, al deden ze maar deels hetzelfde werk. Er was in de zestiende eeuw nog geen strikte scheiding tussen de machten, waardoor de raadsheren een mengeling van bestuurlijke, uitvoerende en juridische taken hadden.[4]
In de eerste plaats vonden de raadsheren dat de doodstraf het doel voorbij schoot. Simpel gezegd: een dode kan niet leren van zijn of haar fouten. In het canonieke recht gold heel sterk dat het voornaamste doel in de ketterbestrijding het tot inkeer laten komen van de zondaar was en het redden van zijn of haar ziel. De schoot van de kerk moest nooit zomaar gesloten worden. Daarnaast waren de raadsheren bang dat een publieke executie juist aanleiding zou geven tot meer ketterij, omdat omstanders 'gesterkt' konden worden door de 'standvastigheid' van de geëxecuteerde, zo schreven ze in 1527. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de terechtstelling van de 'eerste Hollandse marterlaar' Jan de Backer in 1525 in Den Haag. De doodstraf op ieder vergrijp was derhalve onmenselijk, nutteloos en tegen de leer van de kerk. Tenslotte vonden ze het tegen alle gewoonten ingaan om niet iedere overtreding met de bijhorende omstandigheden apart te bekijken. Waarom zou het lezen van een verboden boek tot dezelfde straf moeten leiden als het religieus gemotiveerde initiëren van een opstand tegen het wettige gezag? Of om de parallel met nu te trekken: waarom moet een vader van drie kinderen, zonder strafblad, en met een hulpbehoevende vrouw, net zo goed de cel in voor het schoppen naar een zwaar gepantserde ME'er, als een boze draaideurcrimineel die een ambulancebroeder het ziekenhuis in slaat?
Verzachtende omstandigheden waren er in alle soorten en maten. In 1534 lieten de Haagse raadsheren weten dat ze niet alle 'anabaptisten' wilden executeren, simpelweg omdat het er teveel waren en omdat een groot deel van hen bovendien bestond uit 'simpele, lompe, figuren met botte hersens'. Naast het elitaire argument dat de mensen te dom waren om allemaal de doodstraf te krijgen zal medelijden ook vaak een rol hebben gespeeld. De voorzitter van de Haagse raadsheren pleitte bijvoorbeeld voor het sparen van het leven van een jonge vrouw, eigenlijk nog een meisje, die samen met andere 'anabaptisten' naakt door Amsterdam had gerend onder het roepen van religieuze leuzen. Uit zijn brief blijkt groot medelijden met dit 'bedrogen' individu.
Karel V wilde echter niet kijken naar de oorzaak van al die 'ketterijen', namelijk de grote misstanden in de katholieke kerk en de sociale misstanden, en zijn antwoord was nog hardere repressie met steeds minder ruimte voor de rechters om de omstandigheden mee te nemen in hun oordeel. Let wel, de raadsheren in Den Haag waren, net als Nederlandse rechters nu [5], niet slap en hebben alsnog vele 'ketters' ter dood laten brengen of laten verminken, maar ze hebben ook decennialang, deels met succes, geprotesteerd tegen de hardvochtige wetten die hen iedere ruimte voor het kijken naar de omstandigheden ontnam. De ketterse bewegingen verloren veel goodwill in 1534 en 1535 toen de anabaptisten zich nadrukkelijk keerden tegen de bestaande maatschappij en aanslagen pleegden op Münster (geslaagd) en Amsterdam (voorkomen), op dezelfde manier dat mensen nu begrijpelijkerwijs geen begrip kunnen opbrengen voor plunderingen door het 'tuig' uit de eenentwintigste eeuw. Desalniettemin bleef de repressie een heet hangijzer, dat tot grote spanningen leidde tussen Karel V, zijn raadsheren en de 'Nederlanders' en werd er nauwelijks gekeken naar de oorzaak.
Hoewel Karel V in zijn optreden obstinaat en kortzichtig was, liet hij zich nog wel enigszins ten goede beïnvloeden door zijn landvoogdessen (Margaretha van Oostenrijk en Maria van Hongarije) en raadsheren. Toen hij gedesillusioneerd aftrad in 1555, want hij was er niet in geslaagd de eenheid in het Christendom te bewaren, nam zijn zoon Filips II het van hem over. Filips zette in eerste instantie gewoon het beleid van zijn vader voort, maar luisterde vooral naar zijn Spaanse, fanatieke raadgevers. Er werd weer volop ingezet op de 'ketterbestrijding', zonder dat geluisterd werd naar de waarschuwingen van de 'Nederlandse' raadsheren dat de situatie onhoudbaar werd. Het gevolg was de Beeldenstorm van 1566, wat weer leidde tot nog meer geweld onder Alva, die zogenaamd orde op zaken kwam stellen. Twee jaar later brak de Opstand uit. Dit was niet een Opstand van 'Nederland' tegen de 'Spaanse bezetter'. Filips II was volgens het geldende recht gewoon de legitieme heerser over de Nederlanden, net zoals de Franse Bourgondiërs en Oostenrijkse Habsburgers dat eerder waren. De Opstand was het gevolg van decennialang de oorzaken van de onvrede negeren en ongenuanceerd hard optreden. Historici beoordelen Karel V over het algemeen niet goed, een beetje als een starre man met weinig inzicht in de maatschappij. Rutte kan nog proberen niet een nieuwe Karel V te worden. Hij zou om te beginnen wat meer kunnen luisteren naar sociologen, historici en juristen, die hem kunnen helpen rellen, die niemand wil, te voorkomen in plaats van een voedingsbodem te geven en vervolgens plat te slaan.
[1]https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/politiek/artikel/5210784/vvd-nieuwe-wet-bij-geweld-tegen-beveiligers-journalisten-altijd
[2]https://www.youtube.com/watch?v=3bivYyj7DNs
[3] https://www.trouw.nl/nieuws/rutte-rechters-kunnen-hogere-strafmaat-niet-negeren~b9e16c59/
[4] Zie S. ter Braake, Met Recht en Rekenschap (2007) en S. ter Braake, Rond het Binnenhof (2012).
[5] http://www.secjure.nl/2017/02/06/heersende-opvatting-nederlandse-rechters-laag-straffen/
Rechters kijken al eeuwenlang naar 'de omstandigheden' - van dader, slachtoffer en wat er nu precies waarom gebeurde - van iedere casus die ze voor zich krijgen en of een bepaalde straf wel het beoogde nut heeft. En gelukkig doen ze dat, want de wetgevers hebben geen tijd voor de menselijke maat. Op het moment dat de wetgevende macht die speelruimte te veel aan banden probeert te leggen, dan bevinden zij zich aan de verkeerde kant van de driehoek. Politici als Rutte en anderen die proberen spierballen te tonen tegen de onderkant van de samenleving, zouden moeten beseffen dat juist een totaal gebrek aan interesse voor de oorzaken van ontevredenheid een van de aanleidingen was tot het uitbreken van de Nederlandse Opstand in 1568. Veel historici zijn allergisch voor het trekken van vergelijkingen tussen nu en het verleden. Rutte is er daar blijkbaar een van. Dat is heel jammer, want het doet weinig recht aan de maatschappelijke waarde van het historische vak. Het zou voor zich moeten spreken dat ik de situatie van nu niet één op één wil vergelijken met die in de zestiende eeuw. De 'ketterbestrijding' van de zestiende eeuw staat bijvoorbeeld in geen enkele verhouding tot wat er nu gebeurt. De mensen zijn anders, de cultuur is anders, de omstandigheden zijn anders. Toch kan historisch vergelijken wel als je wijst op de gelijkenissen van de politieke, culturele, rechterlijke, sociologische en psychologische mechanismen die toen speelden en ook nu. Rutte laat dezelfde steken vallen als keizer Karel V in de zestiende eeuw, en wel op het vlak van 1) het behandelen van 'tuig', 2) het bestrijden van symptomen in plaats van het verhelpen van de oorzaken waar hij zelf deels verantwoordelijk voor is, en 3) het beperken van de speelruimte van rechters.
Karel V, keizer van het Duitse Rijk, vorst over de grootste delen van de Nederlanden, koning van Spanje, et cetera, besloot in 1525 om de 'ketterij' eens flink aan te gaan pakken. Vooral sinds het optreden van Luther vanaf 1517 waren er meerdere 'ketterse' stromingen ontstaan in Europa, vooral 'lutheryanen' en 'anabaptisen', die een andere interpretatie van het Christendom aanhingen en zich keerden tegen de misstanden in de katholieke kerk. Vanaf 1529 stelde Karel V zich steeds meer op het standpunt dat iedere vorm van 'ketterij' bestraft moest worden met de dood, ongeacht de mate van het vergrijp of de omstandigheden. Veel succes heeft hij daar nooit mee gehad, want zijn raadsheren in de Nederlanden vonden het ondoenlijk om daar aan te voldoen. Dat gold ook in sterke mate voor Karels raadsheren in Den Haag. Het gaat hier om de voorgangers van Rutte en consorten op het Binnenhof, al deden ze maar deels hetzelfde werk. Er was in de zestiende eeuw nog geen strikte scheiding tussen de machten, waardoor de raadsheren een mengeling van bestuurlijke, uitvoerende en juridische taken hadden.[4]
In de eerste plaats vonden de raadsheren dat de doodstraf het doel voorbij schoot. Simpel gezegd: een dode kan niet leren van zijn of haar fouten. In het canonieke recht gold heel sterk dat het voornaamste doel in de ketterbestrijding het tot inkeer laten komen van de zondaar was en het redden van zijn of haar ziel. De schoot van de kerk moest nooit zomaar gesloten worden. Daarnaast waren de raadsheren bang dat een publieke executie juist aanleiding zou geven tot meer ketterij, omdat omstanders 'gesterkt' konden worden door de 'standvastigheid' van de geëxecuteerde, zo schreven ze in 1527. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de terechtstelling van de 'eerste Hollandse marterlaar' Jan de Backer in 1525 in Den Haag. De doodstraf op ieder vergrijp was derhalve onmenselijk, nutteloos en tegen de leer van de kerk. Tenslotte vonden ze het tegen alle gewoonten ingaan om niet iedere overtreding met de bijhorende omstandigheden apart te bekijken. Waarom zou het lezen van een verboden boek tot dezelfde straf moeten leiden als het religieus gemotiveerde initiëren van een opstand tegen het wettige gezag? Of om de parallel met nu te trekken: waarom moet een vader van drie kinderen, zonder strafblad, en met een hulpbehoevende vrouw, net zo goed de cel in voor het schoppen naar een zwaar gepantserde ME'er, als een boze draaideurcrimineel die een ambulancebroeder het ziekenhuis in slaat?
Verzachtende omstandigheden waren er in alle soorten en maten. In 1534 lieten de Haagse raadsheren weten dat ze niet alle 'anabaptisten' wilden executeren, simpelweg omdat het er teveel waren en omdat een groot deel van hen bovendien bestond uit 'simpele, lompe, figuren met botte hersens'. Naast het elitaire argument dat de mensen te dom waren om allemaal de doodstraf te krijgen zal medelijden ook vaak een rol hebben gespeeld. De voorzitter van de Haagse raadsheren pleitte bijvoorbeeld voor het sparen van het leven van een jonge vrouw, eigenlijk nog een meisje, die samen met andere 'anabaptisten' naakt door Amsterdam had gerend onder het roepen van religieuze leuzen. Uit zijn brief blijkt groot medelijden met dit 'bedrogen' individu.
Karel V wilde echter niet kijken naar de oorzaak van al die 'ketterijen', namelijk de grote misstanden in de katholieke kerk en de sociale misstanden, en zijn antwoord was nog hardere repressie met steeds minder ruimte voor de rechters om de omstandigheden mee te nemen in hun oordeel. Let wel, de raadsheren in Den Haag waren, net als Nederlandse rechters nu [5], niet slap en hebben alsnog vele 'ketters' ter dood laten brengen of laten verminken, maar ze hebben ook decennialang, deels met succes, geprotesteerd tegen de hardvochtige wetten die hen iedere ruimte voor het kijken naar de omstandigheden ontnam. De ketterse bewegingen verloren veel goodwill in 1534 en 1535 toen de anabaptisten zich nadrukkelijk keerden tegen de bestaande maatschappij en aanslagen pleegden op Münster (geslaagd) en Amsterdam (voorkomen), op dezelfde manier dat mensen nu begrijpelijkerwijs geen begrip kunnen opbrengen voor plunderingen door het 'tuig' uit de eenentwintigste eeuw. Desalniettemin bleef de repressie een heet hangijzer, dat tot grote spanningen leidde tussen Karel V, zijn raadsheren en de 'Nederlanders' en werd er nauwelijks gekeken naar de oorzaak.
Hoewel Karel V in zijn optreden obstinaat en kortzichtig was, liet hij zich nog wel enigszins ten goede beïnvloeden door zijn landvoogdessen (Margaretha van Oostenrijk en Maria van Hongarije) en raadsheren. Toen hij gedesillusioneerd aftrad in 1555, want hij was er niet in geslaagd de eenheid in het Christendom te bewaren, nam zijn zoon Filips II het van hem over. Filips zette in eerste instantie gewoon het beleid van zijn vader voort, maar luisterde vooral naar zijn Spaanse, fanatieke raadgevers. Er werd weer volop ingezet op de 'ketterbestrijding', zonder dat geluisterd werd naar de waarschuwingen van de 'Nederlandse' raadsheren dat de situatie onhoudbaar werd. Het gevolg was de Beeldenstorm van 1566, wat weer leidde tot nog meer geweld onder Alva, die zogenaamd orde op zaken kwam stellen. Twee jaar later brak de Opstand uit. Dit was niet een Opstand van 'Nederland' tegen de 'Spaanse bezetter'. Filips II was volgens het geldende recht gewoon de legitieme heerser over de Nederlanden, net zoals de Franse Bourgondiërs en Oostenrijkse Habsburgers dat eerder waren. De Opstand was het gevolg van decennialang de oorzaken van de onvrede negeren en ongenuanceerd hard optreden. Historici beoordelen Karel V over het algemeen niet goed, een beetje als een starre man met weinig inzicht in de maatschappij. Rutte kan nog proberen niet een nieuwe Karel V te worden. Hij zou om te beginnen wat meer kunnen luisteren naar sociologen, historici en juristen, die hem kunnen helpen rellen, die niemand wil, te voorkomen in plaats van een voedingsbodem te geven en vervolgens plat te slaan.
[1]https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/politiek/artikel/5210784/vvd-nieuwe-wet-bij-geweld-tegen-beveiligers-journalisten-altijd
[2]https://www.youtube.com/watch?v=3bivYyj7DNs
[3] https://www.trouw.nl/nieuws/rutte-rechters-kunnen-hogere-strafmaat-niet-negeren~b9e16c59/
[4] Zie S. ter Braake, Met Recht en Rekenschap (2007) en S. ter Braake, Rond het Binnenhof (2012).
[5] http://www.secjure.nl/2017/02/06/heersende-opvatting-nederlandse-rechters-laag-straffen/
vrijdag 18 oktober 2019
How Capitalist Thinking is Bullshitting Around in Academia
Introduction*
A myriad of newspaper articles, blogs, posts and social media threads exist on what is wrong with
'Academia' in Western Europe and the United States. In my home country of the Netherlands there is an entire organization of Academic Activists, trying to improve things for Academics. For now, nothing has been achieved and budget cuts continue to hit universities without delay.
In 2004, when I was still young and full of life, a PhD student at the start of my Academic career, I spoke to one of my 'professor-idols' from a Belgian University, hoping for an inspirational conversation. The first thing I asked him was what he was working on now. The sour answer was: 'administration' and that the only joy he still got from his job was through the research from his junior staff members. This professor was an early example of how capitalism at universities could beat out the passion of some of the brightest minds in their field.
Common complaints from academics are not enough funding, a high workload, monetizing of knowledge and bad peer reviewing. Most of these complaints are justified. In my opinion however, they often circumvent the real problem: Unchecked Capitalism in Academia, which is caused by a blind worshipping of Capitalist Thinking in Western Society. Universities have let this monster in and it still is growing. I will argue here that capitalist thinking and capitalist mentality have invaded Universities to such an extend, that the only way to liberate them from the shackles of budget costs and high workload is pushing this monster out again. Unfortunately, it may only be possible to do this by pushing for changes that go far beyond the walls of Academia.
Capitalist thinking has lead to a situation in which too much work has to be done by too few people. The number of students has increased rapidly over the past few decades, while the number of academics has remained more or less the same. In some fields there even has been a decrease in the number of academics. This means there is not enough labour available to do research, teach, supervise and perform a ton of mostly bullshit administrative duties. Capitalist thinking has created a perverse system of competition, disrespect for academic work, disrespect for unlucrative studies, and the sickening need to 'score' on every level: research projects, publications, graduated students, finished PhD's, et cetera. Power abuse, power struggles, plagiarism, mediocre research and bad teaching and supervising is an inevitable side effect of this.
What I am arguing here is mostly based on my own experiences in Academia in the Netherlands, but undoubtedly can be applied for the bigger part to the situation in other Western countries as well. If you are an academic and do not recognise (parts of) what I am describing, I can only say 'lucky you', but that does not mean these problems do not exist. In my career I have worked at three different Universities for over ten years and have experienced both the best sides and some of the worst sides. Not coincidentally, I have seen more of the worst sides in most recent years.
When I write 'capitalist mentality', I refer to a thinking that is drenched in 'targets', 'costs', 'competition' and 'efficiency'. Unchecked capitalism is when this mentality becomes the leading motive for any policy decision and for the way academics themselves behave. Academics have tried to improve their situation, but maybe have not looked close enough at their own behaviour and at the root cause of all problems. Academics can ask for more funding. They can ask for more personnel. They can ask for less bureaucracy. In the end this will only soften the blows in the short term: currently Academia, just like any other sector in western society, is supposed to 'deliver', to demonstrate their monetary worth for society, to show they can write a chapter in that 'fairytale of eternal growth'.[1] Many of the most rebellious academics fight for Academia, but simultaneously play along in the capitalist game of showing how Academia has worth. To some degree this is understandable, because people who (still) work in Academia are the ones that came out on top of this same system. In order to get rid of the perverse parts of the current academic system, Academics need to detach themselves from the system itself, which is difficult because they are living in it and are depending on it for their job.
Peer reviewing is done purely on a voluntary basis, which is self destructing if no one even ever has enough time to do the stuff they are being paid for.
It happened to me on several occasions that I had to ask after more than one year what the status of the reviewing process was. On two of such occasions there only was one peer review, which is not enough to base an 'accept' or a 'rejection' on. And those reviews were not even very good. Sloppy, hasty work, with very little helpful comments. Ironically, papers that I submitted to smaller 'B' or 'C' journals received more timely reviews, with more helpful comments and justified criticisms from the editorial boards. Therefore what I consider my best work is published in the journals and other outlets that do not really count for much in the terms of Academic output. Not only the system itself is at fault here. All the academics worldwide, often high and mighty, who agree to review a paper but then do not meet the deadlines to actually do it, or do it badly, are part of the problem. Delegating such a task to junior researchers with less responsibilities, and who are not battered down yet by a system that more or less expects them to not meet deadlines, would be a logical step that only few seem to do. As an editor of two proceedings I experienced that the best reviews, with substantiated criticisms and helpful comments, were done *on time*, by PhD students. At some point I started avoiding A journals as outlets for my work, because of the absolute bullshitting of the review process, to possibly get an A publication of mediocre quality, that very few people would read. In terms of having an academic career however, that obviously was not the smartest thing to do.
This is not limited to papers only. During my last project there was one digital Tool that was cited often as a good example of what was being done in the field. In reality however, very few people who cited the tool actually had an idea of how it was supposed to work. Even the creators of the tool seemed to have only a vague idea of how it worked, and could not reproduce any of the research results or properly interpret new results. So we were all talking about it and had some vague idea about it, but no one really properly knew anything about it. It is quite possible we were all discussing a shit Tool.
Capitalist thinking creates a climate in which we are all doing what we think we are supposed to be doing. In the meantime we are collectively fooling ourselves and each other, in the hopes of becoming slightly better because of it, without thinking enough about whether what we are doing makes any sense.
The above examples are only the mild forms of 'abuse' present in Academia. Less common, but scarily common nonetheless, are malpractices in falsifying research data for fame and more funding. [2] Plagiarism, and (boarderline) self-plagiarism are also used to boost academic scores.
Other than publishing in journals that are A rated and get little to no attention (my paper in the Journal of Medieval History was highest cited for some time with no less than 6 (!) citations in five years, woop-dee-doo), it is imperative for researchers to at some point get external funding for their research. Funding for student assistants, funding for a small program with a few researchers attached, or, the most megalomanous one, funding for a European project with a multitude of international partners. During my first Postdoc I wrote or co-wrote many proposals, had some minor successes but failed for the rest. Unfortunately, the vast majority of researchers fail at acquiring funding for their research, with acceptance rates being 10% at best and sometimes as low as 2%. Before going into the perverse economics behind the quest for funding, I will talk a bit about the criteria for accepting them.
All proposals for a 'funding scheme' on a national, transnational or European level are, again, sent out to external reviewers. These reviewers are, again, the overworked senior academics, that sometimes do not do their jobs properly when it comes down to 'extra stuff' like this. Usually there are at least three of them, sometimes more if everyone who was asked to do it actually does it. Since the competition is fierce you know that you need to get the highest, or at least the second highest score from each reviewer. If only one of these reviewers is on the verge of a burn-out, is in a bad mood, is simply an asshole that likes to ruin other people's lives, or couldn't be arsed to read the proposal properly, you probably are out, regardless of committees looking at the external reviews and regardless of the opportunity to write a rebuttal. So unless you are loved by practically everyone in the academic community, you always run the risk of getting all your hard work trashed because of bad reviewing. Bad reviewing that may have been caused by anything, like old grudges, stress, laziness, bad news for their own research proposal, or finding out their child is on drugs. Naturally it could also work the other way around: getting a positive review because the reviewer had no time to read your proposal properly, but did not want to be mean. Therefore the chances of having a good proposal that is being trashed, or having a shit proposal that gets praised, are quite present.
Unfortunately, not only the research proposal is evaluated, but also the researchers involved. There have been tendencies to eliminate this criterium, and for good reasons. If professor X was successful in acquiring funding for project Magneto in the past, then obviously he is a good researcher and also deserves funding for project Magneto II. There is a high risk of circular arguments being applied here: professor X is a good chap because he already had 5 projects, so let's give him another project which will make him an even better chap for the next funding scheme. It's a brilliant recipe for making the rich even richer.
My biggest beef with the eternal quest for external funding, however, is the waste of time and resources. I will elaborate by providing one extreme example from my own experience. There was a European funding scheme that in the end granted 2% of the proposals. Therefore 49 out of 50 proposals were rejected. Obviously this is not worse than the rejection rate for applications for a job, but when you realise how much *paid labour* is put into each proposal, the waste of it all becomes mind boggling. In the consortium for our proposal we had representatives from the Netherlands, Austria and the United Kingdom, and a few smaller partners. Each partner had people working on the proposal, for weeks, and sometimes for months. We traveled abroad to meet each other. Every partner had administrative personnel looking at the budget. Every partner had Directors of Research giving their stamp of approval. Even when realising that a lot of this work was done in unpaid over hours, the amount of wasted, paid labour, often financed by grants that were supposed to be used for other research, is perverse. How can a capitalist system of competition, that is obsessed by numbers, finances and targets, waste so many resources?
I was one of the coordinators and main contributors to our proposal, because my boss asked me to and because I liked my boss. In the end it left us with nothing, except for a huge waste of time, tensions with our partners, and two postdoctoral researchers on the verge of a burn-out. This funding scheme produced 49 times this horrible result, versus 1 lucky consortium. This is when I decided I would not make such an attempt ever again, no matter how much I liked my boss.
So a capitalist system, driven by irrational competition, forces universities to waste a lot of money on paying people that help academics to have a proper chance of getting research funded, instead of spending it directly on research. And the worst part is, that there is no evidence that all these helpful people actually play a positive role in getting research funded.
I once was an invited speaker for a conference in Canada, an 8 hour flight from here. The other guest speaker was invited from Spain, another 8 hour flight. Even though both of us were perfectly capable of delivering an interesting enough talk, there was no way to justify the expenses of bringing us there. Canadian colleagues could have done more or less the same and otherwise Skype could have helped.
If Academics want to reduce expenses, they have to look very carefully at the expenses they are making themselves, even if it is paid out of a 'project budget'' (if you are one of the lucky 2% a lot is possible with project budgets).
Let me give one extreme example. My Mac, paid for by the University, broke down. According to protocol I brought it to the MacStore for repairs. The machine could not be repaired and the MacStore gave me a new machine that was exactly the same. This new machine however, did not have the sticker from the IT department that was on my old machine. When my project was finished after 3 years I had to hand in my machine, which I did. The IT department however, protested that they could not verify this was 'their machine' and therefore would continue charging my old department for the use of the broken machine. The machine I handed in could not be used by any other researchers, because it was labelled as 'unknown material'.
So to summarise: I handed in a machine that was 2 years old instead of the expected 3, which should have been a good thing. Instead of rejoicing, however, my department had to continue paying for support for a machine that did not exist anymore, (even though there was no actual support ever for Macs from my department, it was just another protocol thingie!), while the 2 year old machine would be wasted doing nothing and two different branches of the same University were fighting each other! A prime example of perverse and irrational protocols created by capitalist thinking, wasting valuable resources.
A myriad of newspaper articles, blogs, posts and social media threads exist on what is wrong with
'Academia' in Western Europe and the United States. In my home country of the Netherlands there is an entire organization of Academic Activists, trying to improve things for Academics. For now, nothing has been achieved and budget cuts continue to hit universities without delay.
In 2004, when I was still young and full of life, a PhD student at the start of my Academic career, I spoke to one of my 'professor-idols' from a Belgian University, hoping for an inspirational conversation. The first thing I asked him was what he was working on now. The sour answer was: 'administration' and that the only joy he still got from his job was through the research from his junior staff members. This professor was an early example of how capitalism at universities could beat out the passion of some of the brightest minds in their field.
Common complaints from academics are not enough funding, a high workload, monetizing of knowledge and bad peer reviewing. Most of these complaints are justified. In my opinion however, they often circumvent the real problem: Unchecked Capitalism in Academia, which is caused by a blind worshipping of Capitalist Thinking in Western Society. Universities have let this monster in and it still is growing. I will argue here that capitalist thinking and capitalist mentality have invaded Universities to such an extend, that the only way to liberate them from the shackles of budget costs and high workload is pushing this monster out again. Unfortunately, it may only be possible to do this by pushing for changes that go far beyond the walls of Academia.
Capitalist thinking has lead to a situation in which too much work has to be done by too few people. The number of students has increased rapidly over the past few decades, while the number of academics has remained more or less the same. In some fields there even has been a decrease in the number of academics. This means there is not enough labour available to do research, teach, supervise and perform a ton of mostly bullshit administrative duties. Capitalist thinking has created a perverse system of competition, disrespect for academic work, disrespect for unlucrative studies, and the sickening need to 'score' on every level: research projects, publications, graduated students, finished PhD's, et cetera. Power abuse, power struggles, plagiarism, mediocre research and bad teaching and supervising is an inevitable side effect of this.
What I am arguing here is mostly based on my own experiences in Academia in the Netherlands, but undoubtedly can be applied for the bigger part to the situation in other Western countries as well. If you are an academic and do not recognise (parts of) what I am describing, I can only say 'lucky you', but that does not mean these problems do not exist. In my career I have worked at three different Universities for over ten years and have experienced both the best sides and some of the worst sides. Not coincidentally, I have seen more of the worst sides in most recent years.
When I write 'capitalist mentality', I refer to a thinking that is drenched in 'targets', 'costs', 'competition' and 'efficiency'. Unchecked capitalism is when this mentality becomes the leading motive for any policy decision and for the way academics themselves behave. Academics have tried to improve their situation, but maybe have not looked close enough at their own behaviour and at the root cause of all problems. Academics can ask for more funding. They can ask for more personnel. They can ask for less bureaucracy. In the end this will only soften the blows in the short term: currently Academia, just like any other sector in western society, is supposed to 'deliver', to demonstrate their monetary worth for society, to show they can write a chapter in that 'fairytale of eternal growth'.[1] Many of the most rebellious academics fight for Academia, but simultaneously play along in the capitalist game of showing how Academia has worth. To some degree this is understandable, because people who (still) work in Academia are the ones that came out on top of this same system. In order to get rid of the perverse parts of the current academic system, Academics need to detach themselves from the system itself, which is difficult because they are living in it and are depending on it for their job.
Capitalism kills any study without enough students
Recently the VU University Amsterdam stopped offering the study Dutch, because there were not enough students and it was not profitable anymore. This is only one extreme example, but basically the survival of any study relies on the number of students. Jobs and specialisations are killed off, because they are 'sick' in the view of administrators with a capitalist mentality. Policy making is done based on the projected number of students. The question on how valuable it is that a study 'exists' in itself is hardly a part of the equation.
Obsession with Quality Papers that are not Quality papers kills Academia
One of the major problems in Academia is the obsession with counting publications in so-called A journals. "A journals" are internationally orientated and follow a strict process of peer review by high ranked academic staff to ensure the quality of the contributions. The problem however, is that in practice this system is bankrupt because reviewers lack the time to spend on reviewing contributions.Peer reviewing is done purely on a voluntary basis, which is self destructing if no one even ever has enough time to do the stuff they are being paid for.
It happened to me on several occasions that I had to ask after more than one year what the status of the reviewing process was. On two of such occasions there only was one peer review, which is not enough to base an 'accept' or a 'rejection' on. And those reviews were not even very good. Sloppy, hasty work, with very little helpful comments. Ironically, papers that I submitted to smaller 'B' or 'C' journals received more timely reviews, with more helpful comments and justified criticisms from the editorial boards. Therefore what I consider my best work is published in the journals and other outlets that do not really count for much in the terms of Academic output. Not only the system itself is at fault here. All the academics worldwide, often high and mighty, who agree to review a paper but then do not meet the deadlines to actually do it, or do it badly, are part of the problem. Delegating such a task to junior researchers with less responsibilities, and who are not battered down yet by a system that more or less expects them to not meet deadlines, would be a logical step that only few seem to do. As an editor of two proceedings I experienced that the best reviews, with substantiated criticisms and helpful comments, were done *on time*, by PhD students. At some point I started avoiding A journals as outlets for my work, because of the absolute bullshitting of the review process, to possibly get an A publication of mediocre quality, that very few people would read. In terms of having an academic career however, that obviously was not the smartest thing to do.
Time Restraints Make Academics Sloppy and Self Deluding
A common problem in Academia is that lots of work gets published, but very little work is getting read. It's like thousands of academics worldwide are running on a treadmill to produce as many A rated publications as possible, which leaves 0 time to actually properly read what others are producing. Often academics make references to work they have hardly read, just because they are 'supposed' to do that to pass academic peer review. In order to get work published academics need to at least pretend they have read the work of the colleagues who are probably peer reviewing their papers. Senior researchers often mostly cite the same works they have read when they were still young and promising researchers, because they have not been able to read anything else since then.This is not limited to papers only. During my last project there was one digital Tool that was cited often as a good example of what was being done in the field. In reality however, very few people who cited the tool actually had an idea of how it was supposed to work. Even the creators of the tool seemed to have only a vague idea of how it worked, and could not reproduce any of the research results or properly interpret new results. So we were all talking about it and had some vague idea about it, but no one really properly knew anything about it. It is quite possible we were all discussing a shit Tool.
Capitalist thinking creates a climate in which we are all doing what we think we are supposed to be doing. In the meantime we are collectively fooling ourselves and each other, in the hopes of becoming slightly better because of it, without thinking enough about whether what we are doing makes any sense.
The above examples are only the mild forms of 'abuse' present in Academia. Less common, but scarily common nonetheless, are malpractices in falsifying research data for fame and more funding. [2] Plagiarism, and (boarderline) self-plagiarism are also used to boost academic scores.
Funding Schemes in their current form are a Perverse waste of Time and Resources
Other than publishing in journals that are A rated and get little to no attention (my paper in the Journal of Medieval History was highest cited for some time with no less than 6 (!) citations in five years, woop-dee-doo), it is imperative for researchers to at some point get external funding for their research. Funding for student assistants, funding for a small program with a few researchers attached, or, the most megalomanous one, funding for a European project with a multitude of international partners. During my first Postdoc I wrote or co-wrote many proposals, had some minor successes but failed for the rest. Unfortunately, the vast majority of researchers fail at acquiring funding for their research, with acceptance rates being 10% at best and sometimes as low as 2%. Before going into the perverse economics behind the quest for funding, I will talk a bit about the criteria for accepting them.
All proposals for a 'funding scheme' on a national, transnational or European level are, again, sent out to external reviewers. These reviewers are, again, the overworked senior academics, that sometimes do not do their jobs properly when it comes down to 'extra stuff' like this. Usually there are at least three of them, sometimes more if everyone who was asked to do it actually does it. Since the competition is fierce you know that you need to get the highest, or at least the second highest score from each reviewer. If only one of these reviewers is on the verge of a burn-out, is in a bad mood, is simply an asshole that likes to ruin other people's lives, or couldn't be arsed to read the proposal properly, you probably are out, regardless of committees looking at the external reviews and regardless of the opportunity to write a rebuttal. So unless you are loved by practically everyone in the academic community, you always run the risk of getting all your hard work trashed because of bad reviewing. Bad reviewing that may have been caused by anything, like old grudges, stress, laziness, bad news for their own research proposal, or finding out their child is on drugs. Naturally it could also work the other way around: getting a positive review because the reviewer had no time to read your proposal properly, but did not want to be mean. Therefore the chances of having a good proposal that is being trashed, or having a shit proposal that gets praised, are quite present.
Unfortunately, not only the research proposal is evaluated, but also the researchers involved. There have been tendencies to eliminate this criterium, and for good reasons. If professor X was successful in acquiring funding for project Magneto in the past, then obviously he is a good researcher and also deserves funding for project Magneto II. There is a high risk of circular arguments being applied here: professor X is a good chap because he already had 5 projects, so let's give him another project which will make him an even better chap for the next funding scheme. It's a brilliant recipe for making the rich even richer.
My biggest beef with the eternal quest for external funding, however, is the waste of time and resources. I will elaborate by providing one extreme example from my own experience. There was a European funding scheme that in the end granted 2% of the proposals. Therefore 49 out of 50 proposals were rejected. Obviously this is not worse than the rejection rate for applications for a job, but when you realise how much *paid labour* is put into each proposal, the waste of it all becomes mind boggling. In the consortium for our proposal we had representatives from the Netherlands, Austria and the United Kingdom, and a few smaller partners. Each partner had people working on the proposal, for weeks, and sometimes for months. We traveled abroad to meet each other. Every partner had administrative personnel looking at the budget. Every partner had Directors of Research giving their stamp of approval. Even when realising that a lot of this work was done in unpaid over hours, the amount of wasted, paid labour, often financed by grants that were supposed to be used for other research, is perverse. How can a capitalist system of competition, that is obsessed by numbers, finances and targets, waste so many resources?
I was one of the coordinators and main contributors to our proposal, because my boss asked me to and because I liked my boss. In the end it left us with nothing, except for a huge waste of time, tensions with our partners, and two postdoctoral researchers on the verge of a burn-out. This funding scheme produced 49 times this horrible result, versus 1 lucky consortium. This is when I decided I would not make such an attempt ever again, no matter how much I liked my boss.
Too Much Support, too little Research
Academics are trained in doing research and reporting about it. When they have to write research proposals they often get help from people who get paid more than they are. External experts who apparently know all about how to 'market' your research, external editors and translators, internal experts who guide your proposal step-by-step, deans and research Directors who are supposed to help, financial experts who have a say on how to spend the money if granted, et cetera. Even though most of these people mean well, there are an awful lot of them. There are more non-Academic people working at Universities than actual academics, and some of them cost a shitload of money.So a capitalist system, driven by irrational competition, forces universities to waste a lot of money on paying people that help academics to have a proper chance of getting research funded, instead of spending it directly on research. And the worst part is, that there is no evidence that all these helpful people actually play a positive role in getting research funded.
Wasting Money Internationally
In this capitalist system of Academia international relations are considered to be of utmost importance. Conferences where researchers from all over the world meet and conferences where policy makers strike mutually beneficial deals. All of this is accompanied by expensive flights, lunches, dinners, conference fees, et cetera. I have been to quite a few of such conferences, some of them useful, while others consisted mostly of a load of bullshitting around and were mainly a nice opportunity for cheap holidays. I always was only one of the 'smaller dogs' of the pack, with the top dogs going to a manifold of (international) meetings, flying all over the world wasting even more money and killing the environment.I once was an invited speaker for a conference in Canada, an 8 hour flight from here. The other guest speaker was invited from Spain, another 8 hour flight. Even though both of us were perfectly capable of delivering an interesting enough talk, there was no way to justify the expenses of bringing us there. Canadian colleagues could have done more or less the same and otherwise Skype could have helped.
If Academics want to reduce expenses, they have to look very carefully at the expenses they are making themselves, even if it is paid out of a 'project budget'' (if you are one of the lucky 2% a lot is possible with project budgets).
Trapped in your own Capitalist Bullshit
Then there is some more brain melting stuff that will vary from University to University, My last employer built so many useless, efficiency driven, capitalist protocols, that one department could take another department of the same University hostage for no reason a sensible person could understand.Let me give one extreme example. My Mac, paid for by the University, broke down. According to protocol I brought it to the MacStore for repairs. The machine could not be repaired and the MacStore gave me a new machine that was exactly the same. This new machine however, did not have the sticker from the IT department that was on my old machine. When my project was finished after 3 years I had to hand in my machine, which I did. The IT department however, protested that they could not verify this was 'their machine' and therefore would continue charging my old department for the use of the broken machine. The machine I handed in could not be used by any other researchers, because it was labelled as 'unknown material'.
So to summarise: I handed in a machine that was 2 years old instead of the expected 3, which should have been a good thing. Instead of rejoicing, however, my department had to continue paying for support for a machine that did not exist anymore, (even though there was no actual support ever for Macs from my department, it was just another protocol thingie!), while the 2 year old machine would be wasted doing nothing and two different branches of the same University were fighting each other! A prime example of perverse and irrational protocols created by capitalist thinking, wasting valuable resources.
Bullshitting Around
I had the pleasure of working for and with many inspiring colleagues, who held their heads high in the Capitalist world of Academia. They had ideals and a love for science. Unfortunately, sometimes people with good intentions can do a lousy job, which was the case in my last project. It was an interdisciplinary project, directly funded by two Amsterdam universities with no less than five highly renowned chair-holders from different disciplines involved. Unfortunately the original research proposal, that miraculously, was granted, was vague in its goals, ambitions, and the way in which the research from the different disciplines would have to be connected.
The result was that most Project Meetings were filled with vague ideas and a lot of bullshit. The project leaders did not (always) prepare properly for these meetings, had no idea what the actual researchers were doing and why, gave input that made no sense, and left the researchers mostly frustrated at the end of each meeting. Drafts of papers were hardly ever read. Contributions to papers were hardly ever made. Agreements on when to do what were not honoured, Deadlines proposed by the project leaders were not met by the same project leaders. One of the project leaders even decided it was none of his business anymore and skipped all shared project meetings after the first few. This is not because all of these project leaders were awful people. On the contrary, they all were idealistic Academics, striving to always advance knowledge in their own discipline. Unfortunately, the entire project was victim of miscommunications between the disciplines, too ambitious and vague goals, and not having one clear project leader who felt responsible for the project. Most of this can be blamed again on not having enough time to do things properly. The project was funded and there were not enough incentives to continue putting a lot of effort in it.
Obviously, in the end, the researchers themselves, not the supervisors, are responsible for the victories and failures of their own projects. Bullshit project meetings like those however, were counterproductive, and a huge waste of time, potential and resources.
I have seen worse than this though. There are people who are literally bullshitting from one project to the other, flying all over the world and making international connections, but never delivering any research results that go far beyond the original research proposal. To them it does not matter much how they are doing their job. They have convinced themselves that playing the capitalist game is most important to survive and they thrive in doing so, turning themselves into capitalist-academic monstrosities.
Obviously, in the end, the researchers themselves, not the supervisors, are responsible for the victories and failures of their own projects. Bullshit project meetings like those however, were counterproductive, and a huge waste of time, potential and resources.
I have seen worse than this though. There are people who are literally bullshitting from one project to the other, flying all over the world and making international connections, but never delivering any research results that go far beyond the original research proposal. To them it does not matter much how they are doing their job. They have convinced themselves that playing the capitalist game is most important to survive and they thrive in doing so, turning themselves into capitalist-academic monstrosities.
Power abuse
All of the above can potentially lead to terrible power abuse. Fortunately I have not experienced this myself, but this is probably because I am white and male. Recently, examples of sexism and power abuse have become public, that are only the tip of the Iceberg. People in power, the chair-holders, the directors and the deans, that are responsible for the numbers and the output, and sometimes also the financing of projects and departments, can potentially exert a lot of power on the people working for them and that are dependent on their good will to get another temporary job. There is a small 'elite' at universities with permanent contracts, that is in charge of the "researcher working bees" with temporary contracts. When money speaks, corruption and abuse follow in its wake. While in the past Universities assumed that this kind of corruption only takes place in business companies, institutions with an inherently capitalist signature, it has become clear that universities are not spared from this kind of power abuse either.
Capitalist thinking has also led to 'survival of the fittest' in Academia, instead of survival of the smartest (obviously though, it is perfectly possible for the fittest to also be the smartest). If you cannot commit many over hours to your job you are likely to eventually perish in the race for tenure. No one ever seems to question why we consider it to be normal that Academics spend 60-80 hours per week on their job instead of 40. Part time jobs exist, but even for those you often 'are supposed' to work full-time in reality, or write research proposals in 'your spare time' .
Other than this kind of labour mentality being unhealthy, it also creates a system of unfair competition. It is difficult to compete for women who want to get pregnant, for people with disabilities and, in general, for any person who is a 'caretaker'. The number of women in Academia significantly decreases the moment they could continue their career from junior level to mid level. Even though the situation is improving, only 20% of chair-holders in the Netherlands identify as female.
Only ask applicants to write a 'full proposal' if they have at least a 50% chance of getting funded.
Reward external reviewers, let them sign contracts, do not accept delays or sloppy reviewing.
Governments should hand more money directly to Universities instead of external financiers and have some faith it is spent well Stop looking at Universities as companies that "produce" knowledge and graduated students, but instead look at them as institutions in which important knowledge is generated in dialogue and where students become smarter and better people.Stop financing universities by looking at the number of students and diplomas. Have some damn respect for academics and their research
------------------------------------------------
* Edit 16 April 2020: removed a paragraph on the eroding of the status of PhD students. Not because it is unimportant, but because this blog already was quite long and the situation I described mostly applies to the Netherlands.
[1] Nicely worded by Greta Thunberg in her speech to the United Nations on 23 September 2019.
[2] Most famous example being Diederik Stapel: https://nl.wikipedia.org/wiki/Diederik_Stapel
Unhealthy Labour Mentality
Capitalist thinking has also led to 'survival of the fittest' in Academia, instead of survival of the smartest (obviously though, it is perfectly possible for the fittest to also be the smartest). If you cannot commit many over hours to your job you are likely to eventually perish in the race for tenure. No one ever seems to question why we consider it to be normal that Academics spend 60-80 hours per week on their job instead of 40. Part time jobs exist, but even for those you often 'are supposed' to work full-time in reality, or write research proposals in 'your spare time' .Other than this kind of labour mentality being unhealthy, it also creates a system of unfair competition. It is difficult to compete for women who want to get pregnant, for people with disabilities and, in general, for any person who is a 'caretaker'. The number of women in Academia significantly decreases the moment they could continue their career from junior level to mid level. Even though the situation is improving, only 20% of chair-holders in the Netherlands identify as female.
Finally: Recommendations?
The main argument of this Blog is that even though all efforts to fight for Academia are inspiring and justified, it is mostly fighting the symptoms. The cause lies much deeper, with Academia becoming more firmly entrenched in capitalist thinking over the past few decades.
Improvement will not simply come from 'more money', 'more funding', or 'more personnel'. This would only be playing along in the capitalist system and, to be honest, academics in general are (fortunately) not very good at this game. More than anything, permanent change will require recalibrating thinking. To move away from capitalism to a more social model of being in Academia. Obviously this is easier said than done.
Universities should become more efficient, but not in the way they think. Get rid of everyone who has a supporting role in writing a research proposal. I know these people mean well, but without them there is more money for actual research. Get rid of everyone responsible for publicity and marketing as well. Reduce the salary of chair-holders, deans and research directors. Reduce the number of policy makers. Stop having bullshit protocols between different parts of your own organization. Remember what your core business is: research and education, everything else is of secondary importance. You are a university, not a company. Get rid of all thinking in numbers and efficiency.
Academics should detach themselves from the over hours and demand being able to do their job properly within one full working week of 40 hours. Do NOT accept to peer review anything if you cannot do it properly within the deadline. Do NOT agree to supervise a project unless you are willing to do a proper job at it. Even doing half a proper job will do more harm than good. Stop fooling yourself with 'obligatory citations' and call out bullshit when you see it. Do not fly to Conferences more than once a year. Stop putting so much value on publications in A journals. Stop wasting so much time on research proposals.
External financiers should stop wasting money. Do not run any funding schemes that does not honour at least 10% of all applications, even if this means introducing a maximum number of applicants.Improvement will not simply come from 'more money', 'more funding', or 'more personnel'. This would only be playing along in the capitalist system and, to be honest, academics in general are (fortunately) not very good at this game. More than anything, permanent change will require recalibrating thinking. To move away from capitalism to a more social model of being in Academia. Obviously this is easier said than done.
Universities should become more efficient, but not in the way they think. Get rid of everyone who has a supporting role in writing a research proposal. I know these people mean well, but without them there is more money for actual research. Get rid of everyone responsible for publicity and marketing as well. Reduce the salary of chair-holders, deans and research directors. Reduce the number of policy makers. Stop having bullshit protocols between different parts of your own organization. Remember what your core business is: research and education, everything else is of secondary importance. You are a university, not a company. Get rid of all thinking in numbers and efficiency.
Academics should detach themselves from the over hours and demand being able to do their job properly within one full working week of 40 hours. Do NOT accept to peer review anything if you cannot do it properly within the deadline. Do NOT agree to supervise a project unless you are willing to do a proper job at it. Even doing half a proper job will do more harm than good. Stop fooling yourself with 'obligatory citations' and call out bullshit when you see it. Do not fly to Conferences more than once a year. Stop putting so much value on publications in A journals. Stop wasting so much time on research proposals.
Only ask applicants to write a 'full proposal' if they have at least a 50% chance of getting funded.
Reward external reviewers, let them sign contracts, do not accept delays or sloppy reviewing.
Governments should hand more money directly to Universities instead of external financiers and have some faith it is spent well Stop looking at Universities as companies that "produce" knowledge and graduated students, but instead look at them as institutions in which important knowledge is generated in dialogue and where students become smarter and better people.Stop financing universities by looking at the number of students and diplomas. Have some damn respect for academics and their research
------------------------------------------------
* Edit 16 April 2020: removed a paragraph on the eroding of the status of PhD students. Not because it is unimportant, but because this blog already was quite long and the situation I described mostly applies to the Netherlands.
[1] Nicely worded by Greta Thunberg in her speech to the United Nations on 23 September 2019.
[2] Most famous example being Diederik Stapel: https://nl.wikipedia.org/wiki/Diederik_Stapel
Abonneren op:
Reacties (Atom)


