Niemand zal betwisten dat Rutte en zijn demissionaire kabinet het zwaar hebben. Temidden van een pandemie waarin je het 'nooit goed kan doen' (toegegeven er ging en gaat ook een hoop fout) en een Toeslagenaffaire die vooral de mankementen van een rot, racistisch en klassistisch systeem blootlegt (hoewel hij daar ook vrolijk aan heeft meegewerkt) heeft Rutte waarschijnlijk weinig slaap gehad.
Terwijl Rutte een hoop terechte en een hoop onterechte stront over zich heen krijgt gekieperd, wordt het plan van hem om 'tuig' harder aan te pakken en op agressie richting hulpverleners, journalisten en beveiligers altijd celstraf te laten volgen een beetje ondergesneeuwd.[1] Arjen Lubach besteedde er gelukkig ruimschoots aandacht aan in zijn laatste uitzending van Zondag Met Lubach van 7 februari.[2] Rutte heeft een lange geschiedenis van wetten maken die rechters beperken in de soort straf die ze kunnen opleggen. Rechters kijken van oudsher naar de gehele situatie van slachtoffer, dader en andere omstandigheden en willen dat graag zo houden.[3] Rutte interesseert zich niet voor de oorzaken van de recente onlusten, zoals wellicht baanonzekerheid bij jongeren en een perverse kloof tussen arm en rijk waar hij zelf aan heeft meegewerkt, of voor protesten van rechters tegen inperkingen van hun speelruimte. Rutte stelt zich liever hard op het standpunt dat de regering de wetten maakt en dat rechters die alleen maar hoeven te toetsen, en beroept zich daarbij graag op de Trias Politica. Toch is het de vraag of Rutte niet juist zelf over de schreef gaat door de ruimte van rechters zo te beperken.
Rechters kijken al eeuwenlang naar 'de omstandigheden' - van dader, slachtoffer en wat er nu precies waarom gebeurde - van iedere casus die ze voor zich krijgen en of een bepaalde straf wel het beoogde nut heeft. En gelukkig doen ze dat, want de wetgevers hebben geen tijd voor de menselijke maat. Op het moment dat de wetgevende macht die speelruimte te veel aan banden probeert te leggen, dan bevinden zij zich aan de verkeerde kant van de driehoek. Politici als Rutte en anderen die proberen spierballen te tonen tegen de onderkant van de samenleving, zouden moeten beseffen dat juist een totaal gebrek aan interesse voor de oorzaken van ontevredenheid een van de aanleidingen was tot het uitbreken van de Nederlandse Opstand in 1568. Veel historici zijn allergisch voor het trekken van vergelijkingen tussen nu en het verleden. Rutte is er daar blijkbaar een van. Dat is heel jammer, want het doet weinig recht aan de maatschappelijke waarde van het historische vak. Het zou voor zich moeten spreken dat ik de situatie van nu niet één op één wil vergelijken met die in de zestiende eeuw. De 'ketterbestrijding' van de zestiende eeuw staat bijvoorbeeld in geen enkele verhouding tot wat er nu gebeurt. De mensen zijn anders, de cultuur is anders, de omstandigheden zijn anders. Toch kan historisch vergelijken wel als je wijst op de gelijkenissen van de politieke, culturele, rechterlijke, sociologische en psychologische mechanismen die toen speelden en ook nu. Rutte laat dezelfde steken vallen als keizer Karel V in de zestiende eeuw, en wel op het vlak van 1) het behandelen van 'tuig', 2) het bestrijden van symptomen in plaats van het verhelpen van de oorzaken waar hij zelf deels verantwoordelijk voor is, en 3) het beperken van de speelruimte van rechters.
Karel V, keizer van het Duitse Rijk, vorst over de grootste delen van de Nederlanden, koning van Spanje, et cetera, besloot in 1525 om de 'ketterij' eens flink aan te gaan pakken. Vooral sinds het optreden van Luther vanaf 1517 waren er meerdere 'ketterse' stromingen ontstaan in Europa, vooral 'lutheryanen' en 'anabaptisen', die een andere interpretatie van het Christendom aanhingen en zich keerden tegen de misstanden in de katholieke kerk. Vanaf 1529 stelde Karel V zich steeds meer op het standpunt dat iedere vorm van 'ketterij' bestraft moest worden met de dood, ongeacht de mate van het vergrijp of de omstandigheden. Veel succes heeft hij daar nooit mee gehad, want zijn raadsheren in de Nederlanden vonden het ondoenlijk om daar aan te voldoen. Dat gold ook in sterke mate voor Karels raadsheren in Den Haag. Het gaat hier om de voorgangers van Rutte en consorten op het Binnenhof, al deden ze maar deels hetzelfde werk. Er was in de zestiende eeuw nog geen strikte scheiding tussen de machten, waardoor de raadsheren een mengeling van bestuurlijke, uitvoerende en juridische taken hadden.[4]
In de eerste plaats vonden de raadsheren dat de doodstraf het doel voorbij schoot. Simpel gezegd: een dode kan niet leren van zijn of haar fouten. In het canonieke recht gold heel sterk dat het voornaamste doel in de ketterbestrijding het tot inkeer laten komen van de zondaar was en het redden van zijn of haar ziel. De schoot van de kerk moest nooit zomaar gesloten worden. Daarnaast waren de raadsheren bang dat een publieke executie juist aanleiding zou geven tot meer ketterij, omdat omstanders 'gesterkt' konden worden door de 'standvastigheid' van de geëxecuteerde, zo schreven ze in 1527. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de terechtstelling van de 'eerste Hollandse marterlaar' Jan de Backer in 1525 in Den Haag. De doodstraf op ieder vergrijp was derhalve onmenselijk, nutteloos en tegen de leer van de kerk. Tenslotte vonden ze het tegen alle gewoonten ingaan om niet iedere overtreding met de bijhorende omstandigheden apart te bekijken. Waarom zou het lezen van een verboden boek tot dezelfde straf moeten leiden als het religieus gemotiveerde initiëren van een opstand tegen het wettige gezag? Of om de parallel met nu te trekken: waarom moet een vader van drie kinderen, zonder strafblad, en met een hulpbehoevende vrouw, net zo goed de cel in voor het schoppen naar een zwaar gepantserde ME'er, als een boze draaideurcrimineel die een ambulancebroeder het ziekenhuis in slaat?
Verzachtende omstandigheden waren er in alle soorten en maten. In 1534 lieten de Haagse raadsheren weten dat ze niet alle 'anabaptisten' wilden executeren, simpelweg omdat het er teveel waren en omdat een groot deel van hen bovendien bestond uit 'simpele, lompe, figuren met botte hersens'. Naast het elitaire argument dat de mensen te dom waren om allemaal de doodstraf te krijgen zal medelijden ook vaak een rol hebben gespeeld. De voorzitter van de Haagse raadsheren pleitte bijvoorbeeld voor het sparen van het leven van een jonge vrouw, eigenlijk nog een meisje, die samen met andere 'anabaptisten' naakt door Amsterdam had gerend onder het roepen van religieuze leuzen. Uit zijn brief blijkt groot medelijden met dit 'bedrogen' individu.
Karel V wilde echter niet kijken naar de oorzaak van al die 'ketterijen', namelijk de grote misstanden in de katholieke kerk en de sociale misstanden, en zijn antwoord was nog hardere repressie met steeds minder ruimte voor de rechters om de omstandigheden mee te nemen in hun oordeel. Let wel, de raadsheren in Den Haag waren, net als Nederlandse rechters nu [5], niet slap en hebben alsnog vele 'ketters' ter dood laten brengen of laten verminken, maar ze hebben ook decennialang, deels met succes, geprotesteerd tegen de hardvochtige wetten die hen iedere ruimte voor het kijken naar de omstandigheden ontnam. De ketterse bewegingen verloren veel goodwill in 1534 en 1535 toen de anabaptisten zich nadrukkelijk keerden tegen de bestaande maatschappij en aanslagen pleegden op Münster (geslaagd) en Amsterdam (voorkomen), op dezelfde manier dat mensen nu begrijpelijkerwijs geen begrip kunnen opbrengen voor plunderingen door het 'tuig' uit de eenentwintigste eeuw. Desalniettemin bleef de repressie een heet hangijzer, dat tot grote spanningen leidde tussen Karel V, zijn raadsheren en de 'Nederlanders' en werd er nauwelijks gekeken naar de oorzaak.
Hoewel Karel V in zijn optreden obstinaat en kortzichtig was, liet hij zich nog wel enigszins ten goede beïnvloeden door zijn landvoogdessen (Margaretha van Oostenrijk en Maria van Hongarije) en raadsheren. Toen hij gedesillusioneerd aftrad in 1555, want hij was er niet in geslaagd de eenheid in het Christendom te bewaren, nam zijn zoon Filips II het van hem over. Filips zette in eerste instantie gewoon het beleid van zijn vader voort, maar luisterde vooral naar zijn Spaanse, fanatieke raadgevers. Er werd weer volop ingezet op de 'ketterbestrijding', zonder dat geluisterd werd naar de waarschuwingen van de 'Nederlandse' raadsheren dat de situatie onhoudbaar werd. Het gevolg was de Beeldenstorm van 1566, wat weer leidde tot nog meer geweld onder Alva, die zogenaamd orde op zaken kwam stellen. Twee jaar later brak de Opstand uit. Dit was niet een Opstand van 'Nederland' tegen de 'Spaanse bezetter'. Filips II was volgens het geldende recht gewoon de legitieme heerser over de Nederlanden, net zoals de Franse Bourgondiërs en Oostenrijkse Habsburgers dat eerder waren. De Opstand was het gevolg van decennialang de oorzaken van de onvrede negeren en ongenuanceerd hard optreden. Historici beoordelen Karel V over het algemeen niet goed, een beetje als een starre man met weinig inzicht in de maatschappij. Rutte kan nog proberen niet een nieuwe Karel V te worden. Hij zou om te beginnen wat meer kunnen luisteren naar sociologen, historici en juristen, die hem kunnen helpen rellen, die niemand wil, te voorkomen in plaats van een voedingsbodem te geven en vervolgens plat te slaan.
[1]https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/politiek/artikel/5210784/vvd-nieuwe-wet-bij-geweld-tegen-beveiligers-journalisten-altijd
[2]https://www.youtube.com/watch?v=3bivYyj7DNs
[3] https://www.trouw.nl/nieuws/rutte-rechters-kunnen-hogere-strafmaat-niet-negeren~b9e16c59/
[4] Zie S. ter Braake, Met Recht en Rekenschap (2007) en S. ter Braake, Rond het Binnenhof (2012).
[5] http://www.secjure.nl/2017/02/06/heersende-opvatting-nederlandse-rechters-laag-straffen/